0857 Rechterlijk Archief Nijmegen 1809-1838 ( Gelders Archief )
0857
Rechterlijk Archief Nijmegen 1809-1838
Inleiding
02. Rechterlijke indeling en organisatie
0857 Rechterlijk Archief Nijmegen 1809-1838
Inleiding
02.
Rechterlijke indeling en organisatie
Het grondgebied van het Koninkrijk Holland, verenigd met het Franse keizerrijk, werd met ingang van 1 januari 1811, krachtens een keizerlijk decreet, verdeeld in 9 departementen, te weten: 1) het departement der Zuiderzee; 2) het departement der Monden van de Maas; 3) het departement der Monden van de Schelde; 4) het departement der Monden van de Rijn; 5) het departement van de Opper-IJsel; 6) het departement der Monden van de IJsel; 7) het departement Friesland; 8) het departement van de Wester-Eems en 9) het departement van de Ooster-Eems.
Op grond van het keizerlijk decreet van 26 april 1810 werd het departement van de Monden van de Rijn in 3 arrondissementen verdeeld met als hoofdplaatsen Den Bosch, Eindhoven en Nijmegen. Het departement van de Monden van de Rijn behoorde onder het rechtsgebied van het keizerlijk hof van Brussel.
Het keizerlijk decreet van 18 oktober 1810 regelde de rechterlijke indeling van ons land, waarbij artikel 63 van dit decreet bepaalde dat in elk arrondissement een rechtbank van eerste aanleg zou worden opgericht.
Bij keizerlijk decreet van d.d. 27 november 1810 werd bepaald, dat er in ieder kanton een vredegerecht en een rechtbank van enkele politie zullen zijn.
Bij keizerlijk decreet van d.d. 29 november 1810 werd een rechtbank van koophandel o.a. te Nijmegen voorgeschreven.
Bij keizerlijk decreet d.d. 6 januari 1811, met ingang van 1 maart 1811, werd de Franse wetgeving in de Hollandse departementen van kracht.
Op grond van het keizerlijk decreet van 26 april 1810 werd het departement van de Monden van de Rijn in 3 arrondissementen verdeeld met als hoofdplaatsen Den Bosch, Eindhoven en Nijmegen. Het departement van de Monden van de Rijn behoorde onder het rechtsgebied van het keizerlijk hof van Brussel.
Het keizerlijk decreet van 18 oktober 1810 regelde de rechterlijke indeling van ons land, waarbij artikel 63 van dit decreet bepaalde dat in elk arrondissement een rechtbank van eerste aanleg zou worden opgericht.
Bij keizerlijk decreet van d.d. 27 november 1810 werd bepaald, dat er in ieder kanton een vredegerecht en een rechtbank van enkele politie zullen zijn.
Bij keizerlijk decreet van d.d. 29 november 1810 werd een rechtbank van koophandel o.a. te Nijmegen voorgeschreven.
Bij keizerlijk decreet d.d. 6 januari 1811, met ingang van 1 maart 1811, werd de Franse wetgeving in de Hollandse departementen van kracht.
Het arrondissement Nijmegen was tussen 1810 en 1815 samengesteld uit de kantons Nijmegen, Boxmeer, Druten, Grave, Ravenstein en Wijchen. Als rechterlijk gebied bleef het arrondissement Nijmegen ook onder het koninkrijk verder bestaan. Onder het koninkrijk werden intussen de grenzen veranderd om oversnijdingen met de nieuwe provinciegrenzen te vermijden. Bij K.B. van 27 april 1824 werden de kantons Boxmeer, Grave en Ravenstein aan de provincie Brabant afgestaan en bij K.B. van 4 december 1824 werden de kantons Elst en Bemmel, tot dan arrondissement Tiel, bij het arrondissement Nijmegen gevoegd.
Bij de wet op de rechterlijke organisatie van april 1827 werd het aantal rechtbanken van eerste aanleg teruggebracht van 60 op 40 en bestond onder meer het plan tot de opheffing van de rechtbank te Nijmegen. Een raadscommissie, daartoe samengesteld en bestaande uit de heren Mr. A.F. van den Steen (burgemeester), C.C. Haverkamp (secretaris), Mr. E.F.J. van de Gheijn (raadslid) en Mr. M.J. de Man (wethouder), maakte in november 1826 een reis naar Brussel, teneinde de koning te verzoeken de genoemde rechtbank te Nijmegen niet op te heffen.
In februari 1827 werd met hetzelfde doel een tweede reis gemaakt door een commissie, bestaande uit de heren Mr. M.J. de Man (wethouder), Mr. E.F.J. van de Gheijn en P. Wiegand (raadsleden).
De gouverneur van Gelderland deelde op 29 maart 1827 aan B&W van Nijmegen mede, dat volgens het nieuwe plan inzake de rechterlijke organisatie een arrondissementsrechtbank gevestigd "wordt" te Nijmegen. Bij de uitvoering van de wet op de rechterlijke organisatie op 1 oktober 1838 werd de rechtbank van eerste aanleg te Nijmegen vervangen door het kantongerecht, het vredegerecht en de rechtbank van enkele politie te Nijmegen werden opgeheven.
Op 15 mei 1877 werd de arrondissementsrechtbank van Nijmegen opgeheven en haar gebied bij Arnhem gevoegd.
Voor de zittingen gebruikten de hier ter sprake zijnde rechtbanken 3 bovenzalen ten stadhuis.
Bij de wet op de rechterlijke organisatie van april 1827 werd het aantal rechtbanken van eerste aanleg teruggebracht van 60 op 40 en bestond onder meer het plan tot de opheffing van de rechtbank te Nijmegen. Een raadscommissie, daartoe samengesteld en bestaande uit de heren Mr. A.F. van den Steen (burgemeester), C.C. Haverkamp (secretaris), Mr. E.F.J. van de Gheijn (raadslid) en Mr. M.J. de Man (wethouder), maakte in november 1826 een reis naar Brussel, teneinde de koning te verzoeken de genoemde rechtbank te Nijmegen niet op te heffen.
In februari 1827 werd met hetzelfde doel een tweede reis gemaakt door een commissie, bestaande uit de heren Mr. M.J. de Man (wethouder), Mr. E.F.J. van de Gheijn en P. Wiegand (raadsleden).
De gouverneur van Gelderland deelde op 29 maart 1827 aan B&W van Nijmegen mede, dat volgens het nieuwe plan inzake de rechterlijke organisatie een arrondissementsrechtbank gevestigd "wordt" te Nijmegen. Bij de uitvoering van de wet op de rechterlijke organisatie op 1 oktober 1838 werd de rechtbank van eerste aanleg te Nijmegen vervangen door het kantongerecht, het vredegerecht en de rechtbank van enkele politie te Nijmegen werden opgeheven.
Op 15 mei 1877 werd de arrondissementsrechtbank van Nijmegen opgeheven en haar gebied bij Arnhem gevoegd.
Voor de zittingen gebruikten de hier ter sprake zijnde rechtbanken 3 bovenzalen ten stadhuis.
05. Competenties van de vrederechter en van de politierechter
N.B. Na het herstel van de onafhankelijkheid bleven de vrede- en politiegerechten op dezelfde voet functioneren. Bij de uitvoering van de wet op de rechterlijke organisatie op 1oktober 1838 werden zij opgeheven en door de kantongerechten vervangen.
N.B. Na het herstel van de onafhankelijkheid bleven de vrede- en politiegerechten op dezelfde voet functioneren. Bij de uitvoering van de wet op de rechterlijke organisatie op 1oktober 1838 werden zij opgeheven en door de kantongerechten vervangen.
laatste wijziging 20-01-2021
691 beschreven archiefstukken
64 gedigitaliseerd
totaal 16.362 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 20-01-2021
691 beschreven archiefstukken
64 gedigitaliseerd
totaal 16.362 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 20-01-2021
691 beschreven archiefstukken
64 gedigitaliseerd
totaal 16.362 bestanden