0838 Commissie Beheersconflicten Arnhem ( Gelders Archief )
0838
Commissie Beheersconflicten Arnhem
Inleiding
06. Einde van het beheer
0838 Commissie Beheersconflicten Arnhem
Inleiding
06.
Einde van het beheer
Het beheer over vermogens van N.S.B.-ers en andere politieke delinquenten (genoemd in art. 6, lid 1 E 133) kon eerst worden beëindigd nadat de betrokkene in vrijheid was gesteld.
Had deze invrijheidstelling plaatsgevonden vóór 29 oktober 1945 (de datum van inwerkingtreding van het Besluit Politieke Delinquenten, Stb. F 224), dan kon - na gunstig advies van de Procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof - op grond van art. 37 (jo. art. 34, lid 1 sub f) van E 133 door het N.B.I of een zijner vertegenwoordigingen of bureaus een verklaring worden afgegeven, waarin werd meegedeeld dat de bepalingen van het besluit E 133 niet langer van toepassing waren. Art. 12, lid 1 E 133 bepaalde dat hiermee het beheer over het vermogen van rechtswege eindigde.
Ten aanzien van onderbeheergestelden die ná 29 oktober 1945 in vrijheid waren gesteld kon het beheer worden beëindigd:
- wanneer dit door het Tribunaal, op grond van het Tribunaalbesluit van 17-9-1944, Stb. E 101 werd bepaald,
- wanneer door of vanwege de Procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof op grond van het Besluit Politieke Delinquenten buiten-vervolgstelling plaatsvond, zonder dat daarbij de bijzondere voorwaarde werd gesteld van handhaving van de onderbeheerstelling.
Voorts eindigde het beheer ten aanzien van zaken, waarvan de eigenaar onbekend was, door afgifte van die zaken aan de bekendgeworden eigenaar of diens rechtverkrijgenden.
Keerde de onbekende eigenaar echter niet terug binnen een door de Kroon bepaalde termijn, dan werden zijn zaken door het N.B.I. afgegeven om te worden gebruikt voor een door de Kroon nader te bepalen doel.
Had deze invrijheidstelling plaatsgevonden vóór 29 oktober 1945 (de datum van inwerkingtreding van het Besluit Politieke Delinquenten, Stb. F 224), dan kon - na gunstig advies van de Procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof - op grond van art. 37 (jo. art. 34, lid 1 sub f) van E 133 door het N.B.I of een zijner vertegenwoordigingen of bureaus een verklaring worden afgegeven, waarin werd meegedeeld dat de bepalingen van het besluit E 133 niet langer van toepassing waren. Art. 12, lid 1 E 133 bepaalde dat hiermee het beheer over het vermogen van rechtswege eindigde.
Ten aanzien van onderbeheergestelden die ná 29 oktober 1945 in vrijheid waren gesteld kon het beheer worden beëindigd:
- wanneer dit door het Tribunaal, op grond van het Tribunaalbesluit van 17-9-1944, Stb. E 101 werd bepaald,
- wanneer door of vanwege de Procureur-fiscaal bij het Bijzonder Gerechtshof op grond van het Besluit Politieke Delinquenten buiten-vervolgstelling plaatsvond, zonder dat daarbij de bijzondere voorwaarde werd gesteld van handhaving van de onderbeheerstelling.
Voorts eindigde het beheer ten aanzien van zaken, waarvan de eigenaar onbekend was, door afgifte van die zaken aan de bekendgeworden eigenaar of diens rechtverkrijgenden.
Keerde de onbekende eigenaar echter niet terug binnen een door de Kroon bepaalde termijn, dan werden zijn zaken door het N.B.I. afgegeven om te worden gebruikt voor een door de Kroon nader te bepalen doel.
Ook ten aanzien van het beheer over vermogens van vijandelijke onderdanen gold de bepaling dat het N.B.I. een verklaring af kon geven, waarin (in dit geval) werd bepaald dat betrokkene niet of niet langer een vijandelijk onderdaan was in de zin van het Besluit E 133. Ingevolge art. 12 E 133 eindigde door deze verklaring de onderbeheerstelling.
De bewindvoering over vermogens van afwezigen eindigde in principe na terugkeer van genoemde afwezige, of nadat inschrijving van overlijden van de afwezige had plaatsgevonden en de rechten waren overgegaan op diens erfgenamen.
Na beëindiging van het beheer was de beheerder gehouden rekening en verantwoording af te leggen aan het N.B.I., onder overlegging van een vermogensoverzicht van betrokkene.
Eveneens was de beheerder verplicht om desgevraagd ook rekening en verantwoording af te leggen aan de onderbeheergestelde. Betrokkene moest een duidelijk beeld kunnen krijgen van de wijze waarop het beheer was uitgevoerd en wat er met het vermogen was gebeurd.
Er bestond echter geen enkele verplichting om verantwoording af te leggen met betrekking tot de motieven, welke voor het verrichten van bepaalde beheershandelingen hadden gegolden, terwijl evenmin inzage behoefde te worden gegeven in de accountantsrapporten uit de tijd van het beheer.
Aan de onderbeheergestelde werd een déchargeverklaring ter tekening voorgelegd, waarbij betrokkene verklaarde van verdere aanspraken of vorderingen ten aanzien van zijn opgeheven beheer, af te zien.
Wanneer de onderbeheergestelde weigerde deze verklaring te tekenen, mocht dit de beëindiging van het beheer echter niet in de weg staan. In dat geval werd volstaan met afgifte van het vermogen tegen ontvangstbewijs.
De bewindvoering over vermogens van afwezigen eindigde in principe na terugkeer van genoemde afwezige, of nadat inschrijving van overlijden van de afwezige had plaatsgevonden en de rechten waren overgegaan op diens erfgenamen.
Na beëindiging van het beheer was de beheerder gehouden rekening en verantwoording af te leggen aan het N.B.I., onder overlegging van een vermogensoverzicht van betrokkene.
Eveneens was de beheerder verplicht om desgevraagd ook rekening en verantwoording af te leggen aan de onderbeheergestelde. Betrokkene moest een duidelijk beeld kunnen krijgen van de wijze waarop het beheer was uitgevoerd en wat er met het vermogen was gebeurd.
Er bestond echter geen enkele verplichting om verantwoording af te leggen met betrekking tot de motieven, welke voor het verrichten van bepaalde beheershandelingen hadden gegolden, terwijl evenmin inzage behoefde te worden gegeven in de accountantsrapporten uit de tijd van het beheer.
Aan de onderbeheergestelde werd een déchargeverklaring ter tekening voorgelegd, waarbij betrokkene verklaarde van verdere aanspraken of vorderingen ten aanzien van zijn opgeheven beheer, af te zien.
Wanneer de onderbeheergestelde weigerde deze verklaring te tekenen, mocht dit de beëindiging van het beheer echter niet in de weg staan. In dat geval werd volstaan met afgifte van het vermogen tegen ontvangstbewijs.
laatste wijziging 05-01-2024
16 beschreven archiefstukken
Inventaris
laatste wijziging 05-01-2024
16 beschreven archiefstukken
Kenmerken
laatste wijziging 05-01-2024
16 beschreven archiefstukken