De archieven van de provinciale inspectie en tehuizen voor de Bijzondere Jeugdzorg in de provincie Gelderland werden in 1973 overgedragen aan de Tweede Afdeling van het Algemeen Rijksarchief. De omvang van de archieven bedroeg 24 meter. In 1988 werden de archieven, overeenkomstig artikel 13, lid 2 van de Archiefwet 1962 overgedragen aan het Rijksarchief in de provincie Gelderland.

De archieven verkeerden bij de overdracht in 1973 in een slechte staat. Bedacht moet worden dat na de oorlog van een zorgvuldige administratie en een zorgvuldig archiefbeheer geen sprake was. Bovendien was er een groot gebrek aan materiële voorzieningen (typemachines, schrijfpapier en andere benodigdheden). De archieven zijn fragmentarisch. Van de meeste tehuizen ontbreekt het archief geheel of gedeeltelijk. Periodieke verslagen, maandrapporten van de directies van de tehuizen aan de provinciale inspecteur ontbreken eveneens geheel of gedeeltelijk.

De ordening van de archieven was overwegend chronologisch. In een aantal gevallen werden onderwerpsgewijze bundels gevormd. Binnen de archieven was geen onderscheid gemaakt tussen het archief van de provinciale inspectie en de zelfstandig gevormde archieven van de tehuizen. Deze vermenging van archieven werd ongedaan gemaakt. In een aantal gevallen kon niet worden vastgesteld of archivalia thuishoorden bij de inspectie of tehuizen. In deze gevallen gaf het opschrift op de stukken de doorslag.

De voor vernietiging in aanmerking komende bescheiden werden afgezonderd. Het betrof in hoofdzaak: financiële administratie (met uitzondering van dagboeken en accountantsrapporten); salaris- en personeelsadministratie en magazijn- en voorraadadministratie.

De oorspronkelijke omvang kon na de vernietiging worden teruggebracht tot circa 16 meter.