0570 ORA Hulhuizen ( Gelders Archief )
0570
ORA Hulhuizen
Inleiding
2. Hulhuizen
Reeds in het jaar 1353 is bij een verkoop van de heerlijkheid Hulhuizen sprake van het tot die heerlijkheid behorende gericht. In dat jaar verkochten de erfgenamen van zekere Loef van Hulhuizen het huis met de heerlijkheid en het gericht aan de graaf van Kleef. Deze verpandde de heerlijkeid niet lang daarna aan Johan van Bellinckhaven, aan wie ook het gericht werd opgedragen. Achtereenvolgens werd daarna de heerlijkheid verpand aan leden van de geslachten van Rees, van Hessen en van Rossem. Uit de tijd, dat Johan van Rossem heer van Hulhuizen was, dateert de oudst bekende richter van Hulhuizen; in 1564 zien we een zekere Jaspar van Nimwegen als richter optreden. Tussen de jaren 1567 en 1577 wordt melding gemaakt van Rick van de Padevoort als richter der heerlijkheid; deze woonde o.a. in de jaren 1576 en 1577 op het huis. Intussen was in 1574 maarschalk Arnd van Wachtendonk pandheer van Hulhuizen geworden.
Later kwam de heerlijkheid als vrij allodiaal goed aan het geslacht von Norprath, daarna achtereenvolgens aan leden der geslachten von Hövelick, von Rohe, von Geyr om tenslotte in het jaar 1783 te komen aan Freiherr von Schmidt, heer tot Rossan. In de verkoopsconditiën, waarop deze de heerlijkheid heeft gekocht, stond onder meer, dat de Heer de benoeming van schout (= richter) en schepenen had. Gebruik makend van dit recht droeg de nieuwe Heer in het jaar 1783 de toenmalige richter van Huissen, Zevenaar en de Lymers aan de koning van Pruisen voor als jurisdictions-richter in de heerlijkheid Hulhuizen, op welk verzoek de bewilliging op 22 Juli 1783 volgde. Van die tijd af dateert het thans nog aanwezige archief. Van het bestaan van rechterlijk archief van vóór dien blijkt slechts uit afschriften, welke thans nog aanwezig zijn in de onder Inv.no.3036 beschreven geschiedkundige aantekeningen. (Zie verder het artikel over Hulhuizen in Bijdr. en Mededl., Gelre, XXX, 1927, blz.1, vlg
.)
.)
Gelijk in de algemene inleiding is medegedeeld (blz.Xl, vlg.), is Hulhuizen in 1806 verenigd geworden met het groothertogdom Berg en maakte het van 1808 af deel uit van het koninkrijk Holland. Na de herstelling van het Pruisische gezag heeft Hulhuizen behoord tot het gericht Zevenaar, nadat het gedurende de Franse tijd had geressorteerd onder het kanton Bemmel, arrondissement Tiel. Het archief is tegelijk met dat van Zevenaar en de Lymers overgedragen.
Voorzoverre is na te gaan, berustte oudtijds de rechtspraak bij de richter en twee gerichtslieden. Sedert 1783 was de rechtspraak er gelijk aan die van het gericht van Huissen, Zevenaar en de Lymers. (Zie bij Zevenaar en de Lymers). De jurisdictions-richter van Hulhuizen, die van 1783 af steeds dezelfde is geweest als de richter van Huissen, Zevenaar en de Lymers, richtte zijn archief op gelijke wijze als dat van laatstgenoemd gericht in. De zittingen van het gericht vonden sedert die tijd steeds te Zevenaar plaats.
Er werd oudtijds geappelleerd op schepenen van Kleef en vandaar op het Hofgericht in die stad; blijkens de reeds eerder genoemde tabel van de Kleefse secretaris Johann Turck ging het appel omstreeks 1612 rechtstreeks aan het Hofgericht te Kleef (Ilgen, Quellen II, 2, blz.205). Alvorens het appel werd toegelaten, moesten de zogenaamde ¿Appellations Gelder" gestort worden, welke, gelijk bij de andere aan het Hofgericht appellerende gerichten, 23 schilden zullen hebben bedragen.
laatste wijziging 23-01-2021
36 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 421 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 23-01-2021
36 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 421 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 23-01-2021
36 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 421 bestanden