Het huis Rumpt, leenroerig aan de hertog, later de Staten, van Gelre (kwartier van Nijmegen), en de dagelijkse heerlijkheid Rumpt, leenroerig aan de heer van Heukelum, waren in de vijftiende eeuw in het bezit van leden van het geslacht Van (Asperen van) Vueren. Door vererving, via het geslacht Van Weerdenburch, raakten ze in 1550 in handen van Thomas van Scherpenzeel. Tot aan het uitsterven van het geslacht Van Scherpenzeel in 1741 zijn diens nakomelingen heer van Rumpt geweest. Na het overlijden van de laatste stamhouder, Johan IV van Scherpenzeel, vielen de bezittingen toe aan Diderik Johan Heereman van Zuydtwijck. De familie Heereman van Zuijdtwijck heeft Rumpt bezeten tot 1847; toen werden de goederen te Rumpt door Matthias Alexander Heereman van Zuydtwijck verkocht aan de heer Van Boeckel.

De stukken in dit archief hebben deel uitgemaakt van het familiearchief Heereman van Zuydtwijck. Ze zijn beschreven in de inventaris die Nikolaus Kindlinger in 1789 daarvan vervaardigde.
De aanduiding achter op de stukken ('Fach IX nr. ...') heeft betrekking op de inventaris van Kindlinger.

Na de verkoop van de Rumptse goederen werden de charters overgedragen aan de nieuwe eigenaar. In 1969 zijn ze door mw. A. van Boeckel van Rumpt-van Heyst in bewaring gegeven aan het Rijksarchief in Gelderland.

Meer stukken over de heerlijkheid Rumpt zijn te vinden in het familiearchief Heereman van Zuydtwijck (Nationaal Archief, 3.10.23 Familiearchief Heereman van Zuydtwijck, inv.nrs 2285-2477)