Uw zoekacties: Kroondomein, Rentambt Het Loo 1

0363 Kroondomein, Rentambt Het Loo 1 ( Gelders Archief )

Archieftoegang

Hier vindt u de inventaris van een archieftoegang. Hierin staat beschreven welke stukken zich in dit archief bevinden. 
 
Het nummer dat voor de titel van het archief staat is het toegangsnummer van dit archief. Het nummer dat voor de beschrijving van een stuk staat is het inventarisnummer. 
  • Bij ‘Kenmerken’ vindt u algemene informatie over dit archief
  • Bij ‘Inleiding’ vindt u achtergrondinformatie over dit archief, denk hierbij aan de openbaarheid, de archiefvormer en de oorsprong en opbouw van het archief.
  • Bij ‘Inventaris’ vindt u de lijst met beschrijvingen van stukken die zich in dit archief bevinden. 

Hoe zoekt u door een archieftoegang?

Klik op de zoekbalk links bovenin en voer uw zoekterm(en) in. Klik vervolgens op ‘zoek’.
Onder ‘Gevonden archiefstukken’ verschijnen de beschrijvingen van stukken uit dit archief waar deze term in voorkomt. Om te zien in welk deel van het archief deze stukken zitten klikt u op ‘Inventaris’. Dor telkens te klikken op het woord/de woorden die vetgedrukt worden weergegeven komt u uit bij de (met geel gemarkeerde) zoektermen. 

Welke archieftoegangen heeft het Gelders Archief?

Bekijk het Archievenoverzicht  om te zien welke archieven zich in het Gelders Archief bevinden. Deze zijn niet allemaal geïnventariseerd en beschikbaar voor inzage. Als er geen inventarislijst beschikbaar is, is dit archief helaas nog niet in te zien. 
 

 

beacon
 
 
Inleiding
1. Openbaarheid en citeren
2. Geschiedenis van het rentambt
0363 Kroondomein, Rentambt Het Loo 1
Inleiding
2.
Geschiedenis van het rentambt
Organisatie: Gelders Archief
Vooraleer in medias res te gaan, is het nuttig om een blik in de voorgeschiedenis te werpen. * 
Op grond van artikel 31 van de grondwet van 1815 werden bij de wet van 26 augustus 1822 S.40 een aantal nader in die wet genoemde goederen en (vooral tiend-)rechten door de Staat in volle en patrimoniële eigendom aan de Koning afgestaan. Tijdens de grondwetsherziening van 1848 heeft de Koning deze zelfde goederen en rechten in eigendom aan de Staat terug gegeven, waarbij hij het vruchtgebruik ervan voor zich zelf als drager van de kroon reserveerde, opdat de revenuen zouden voorzien in een gedeelte van zijn grondwettelijk inkomen ("civiele lijst"). Het heeft echter tot 1856 geduurd eer de akte van overdracht werd gepasseerd *  ; vanaf dat jaar spreekt men van "Kroondomein(en)".
Ter verduidelijking zou men, onder afzien van het verbintenisrechtelijk aspekt ("manschap"), de zo zakenrechtelijk ontstane situatie als een omgekeerde leenverhouding kunnen karakteriseren: de Staat is eigenaar van de blote eigendom, de drager van de kroon is eigenaar van het vruchtgebruik ("beneficium") * 
De door de opname in de grondwet nodig geworden organiek-wettelijke regeling van het Kroondomein werd gedurende de periode 1848-1863 met name door twee geschilpunten tussen de betrokken Minister en de Staten Generaal opgehouden. Het ene betrof het beheer van de goederen en het andere het door de Tweede Kamer bestreden recht van heffing van novale tienden door het Kroondomein. Nadat in de zittingsjaren 1849/1850, 1861/1862, 1862/1863 wetsontwerpen over deze controversen waren ingediend en in 1859/1860 een wetsontwerp tot vereniging van rijksdomeinen met het Kroondomein, kwam er met de wet van 1 mei 1863 S.42, houdende regelingen omtrent het novaal tiendrecht van het Kroondomein, en met de wet van gelijke datum S.43, houdende enige algemene bepalingen omtrent het beheer van het Kroondomein, een eind aan deze geschillen. * 
Met de wet van 1 mei 1863 S.42 begint de eigenlijke geschiedenis van het rentambt. Artikel 3 van deze wet regelde namelijk de toevoeging van een aantal onder Apeldoorn en Ermelo gelegen bossen en landerijen aan het al bestaande Kroondomein. Per de datum van de inwerkingtreding van de wet, 1 juli 1863, is er dan sprake van een rentambt Het Loo. De ontvanger der registratie en domeinen te Apeldoorn, onder wie de goederen tot dan toe ressorteerden, werd per gelijke datum benoemd tot rentmeester. * 
Wegens reorganisatie is het ambtsgebied van de rentmeester per 1 januari 1874 vergroot met een aantal goederen en tienden, die voordien door de ambtgenoot te Arnhem werden beheerd.
Bij de wet van 29 maart 1877 S.48 werd de ruiling geregeld van enige tot het rentambt behorende percelen met enige particuliere percelen van de Koning. Deze ruiling was nodig geworden, omdat de wet van 1863 onzuivere kadastrale omschrijvingen bevatte.
Een wezenlijke ingreep in de gewone gang van zaken in het rentambt betekenden de wetten van 16 juli 1907 S.222 en S.225, die de afschaffing van de tienden in het algemeen en die van het Kroondomein in het bijzonder regelden.
Verdere minder wezenlijke veranderingen in het oorspronkelijke domeinbestand hebben onder meer plaats gehad, omdat gronden werden afgestaan ten behoeve van de aanleg van spoorwegen. * 
In 1907 heeft de administrateur van het Kroondomein *  het gehele rentambt aan de Koningin verhuurd. *  Deze verhuur heeft, met onderbrekingen gedurende de Duitse bezetting (beheer door Staatsbosbeheer) en gedurende enkele weken na de abdikatie van Koningin Wilhelmina, tot 1965 geduurd en zelfs met betrekking tot het beheer tot en met 1970 gevolgen gehad, zoals verder beneden zal blijken. * 
Gedurende deze periode maakten de goederen organisatorisch deel uit van de Koninklijke Houtvesterijen Het Loo, die in totaal voor twee derde deel bestonden uit particulier eigendom van Prins Hendrik en (later alleen) Koningin Wilhelmina en voor één derde deel uit gehuurd Kroondomein.
De meeste goederen van het rentambt ressorteerden gewoonlijk onder de Houtvesterijen Hoog Soeren. * 
Genoemd particulier eigendom nu schonk Prinses Wilhelmina in 1959 tot Kroondomein aan de Staat. Sindsdien werden deze goederen in de wandeling "Nieuw Kroondomein" en officieel "Kroondomein 1959" genoemd; dit ter aanduiding van het (fundamentele!) onderscheid, dat er met het "Oude Kroondomein" of het "Kroondomein 1863" bestond. In de akte van schenking *  had de Prinses onder meer als voorwaarden laten opnemen, dat zij zelf gedurende haar verdere leven het beheer zou blijven voeren en het vruchtgebruik zou blijven genieten. Verdere voorwaarde was, dat ná haar overlijden het vruchtgebruik tot privé-inkomen zou dienen van diegene van haar nakomelingen, die drager zou zijn van de kroon, en dat het beheer verder gevoerd zou worden onder verantwoordelijkheid van de administratie van het al bestaande Kroondomein.
Voorzag zodoende het Kroondomein in 1863 in een gedeelte van het grondwettelijk inkomen van de kroondrager, het Kroondomein 1959 voorzag sinds 1963 in een gedeelte van het privé-inkomen van de kroondrager. Was tot en met 1962 Prinses Wilhelmina diegene aan wie de opperhoutvester van de Koninklijke Houtvesterijen in alles verantwoording moest afleggen, sinds 1963 was hij met betrekking tot het financiële aspekt van zijn beheer aan Koningin Juliana en met betrekking tot het aspekt van de eigendom en aanverwant zaken aan de administrateur van het Kroondomein 1863 verantwoording verschuldigd.
De facto veranderde er in wezen niet veel: het dagelijks beheer bleef als van ouds opgedragen aan de opperhoutvester, zowel met betrekking tot het door hem beheerde Kroondomein 1959 als het door hem beheerde en na het overlijden van Prinses Wilhelmina door Koningin Juliana verder gehuurde Kroondomein 1863. Zoals de rentmeester sinds 1907 voornamelijk tussenpersoon tussen opperhoutvester en administrateur was, zo bleef hij nu ook tussenpersoon, echter met verschil dat hij nu als het ware twee maal rentmeester was en wel voor KD 1863 en KD 1959.
Zoals de administrateur sinds 1907 met name de zaken betreffende de eigendom behartigde, zo behartigde hij nu dezelfde zaken ook van het KD 1959.
In 1965 heeft men deze situatie willen verbeteren *  Men besloot toen om met terugwerkende kracht de verhuur van het KD 1863-deel van de Houtvesterijen per 1 januari 1963 te laten eindigen en een nieuwe beheersregeling voor de gehele Houtvesterijen in werking te laten treden. Deze regeling voorzag in de schepping van één, nieuw, rentambt Koninklijke Houtvesterijen Het Loo en stelde duidelijke scheidingslijnen vast in de verschillende competenties van de opperhoutvester en de rentmeester, *  dit mede opdat de administrateur die informatie zou ontvangen, die hij voor de uitoefening van zijn zoals boven beschreven taak nodig had. * 
Opdat de samenhang van het bovenstaande zou mogen blijken, is er tot nu toe geen melding gemaakt van iets, dat al in 1936 begint te spelen. Hoewel het gehele rentambt sinds 1907 aan Koningin Wilhelmina verhuurd werd, werd toch de zg. "Echoput" hier buiten gehouden, zodat de rentmeester hier een eigen taak had als vertegenwoordiger van de administrateur.
In 1936 namelijk werd een oud tolhuis van de Rijkswaterstaat nabij Hoog Soeren afgebroken. Bij dit tolhuis bevond zich een oude en diepe waterput, die wegens de erin aanwezige echo als touristische attractie *  gold en een zekere vermaardheid genoot als de "Echoput". Omdat deze put midden in de Hoog Soeren bossen lag, gingen het beheer en de exploitatie ervan over naar het Kroondomein. Op rekening van het Kroondomein is in datzelfde jaar vlak bij deze put een paviljoen met restaurant en buitenterras aangelegd. Per 1 mei 1936 werden put en paviljoen als de "Uitspanning de Echoput" verhuurd. Van theehuis is het geworden tot een zeer vermaard wildrestaurant.
Per 1 januari 1971 kwam er een eind aan het bestaan van het rentambt Koninklijke Houtvesterijen Het Loo, zoals het sinds 1963 uit KD 1863 en KD 1959 bestaan had.
Wegens de al sinds 1968 in verband met de herziening van het financieel statuut van het Koninklijk Huis te verwachten opheffing van het Kroondomein *  en de eigen aard van het Kroondomein 1959, dat gezien de akte van 1959 niet onder deze te verwachten opheffing kon vallen, heeft men het verdere beheer van het KD 1959 in een aparte wet geregeld. *  Het gevolg was dat het rentambt Koninklijke Houtvesterijen Het Loo sindsdien enkel nog uit het oude rentambt bestond en ook weer in alle beheersaspekten door de rentmeester werd beheerd.
Deze situatie heeft echter maar tot 31 december 1972 mogen duren, omdat het KD 1863 per 1 januari 1973 werd opgeheven, *  waarbij alle rechten en plichten van het vruchtgebruik weer aan de Staat terug vielen en het beheer werd opgedragen aan de Directie der Domeinen van het Ministerie van Financiën.
Met betrekking tot het rentambt werd een aparte regeling getroffen: de toen in functie zijnde opperhoutvester c.q. rentmeester van het Kroondomein 1959 werd belast met het beheer van de flora en fauna, de inspecteur der domeinen in Midden-Nederland werd belast met alle overige beheershandelingen.
Het in dit hoofdstuk gevoerde betoog is misschien erg uitvoerig. Echter is het nodig, om zich de bovenstaande ontwikkelingen te realiseren, omdat men anders de ontwikkelingen die het archief heeft ondergaan, niet zou begrijpen en verkeerde vragen aan het archief zou kunnen gaan stellen.
3. Geschiedenis van het archief
4. Verantwoording van de inventarisatie
5. Lijst van rentmeesters
6. Lijst van opperhoutvesters
7. Geraadpleegde literatuur en bronnen

Kenmerken

Datering:
(1842) 1863-1973 (1978)
Auteur:
Th.N.M.J. Broens
Categorie: