De begincesuur voor het archief werd vastgesteld op 1898, het jaar waarop bij koninklijk besluit de vestiging van een Rijksproefstation voor Zaadcontrôle te Wageningen werd vastgesteld (zie inv. nr. 9). Als eindcesuur werd 31-1-1991 gekozen, omdat het R.P.v.Z. per 1-2-1991 werd samengevoegd met het Rijksinstituut voor Rassenonderzoek van Cultuurgewassen. Er zijn stukken van de taakvoorganger van het R.P.v.Z. het Proefstation der Rijks Landbouwschool te Wageningen aangetroffen. Deze stukken zijn in de inventaris opgenomen.

De inventaris is ingedeeld in stukken van algemene aard en stukken betreffende afzonderlijke onderwerpen. De stukken ingedeeld bij de afzonderlijke onderwerpen betreffen het organisme, het personeel en de taakuitvoering. De indeling van de rubriek taakuitvoering is ontleend aan de door de verschillende afdelingen uitgevoerde taken.

De door het R.P.v.Z. vervaardigde publicaties zijn onder de rubriek Taakuitvoering algemeen beschreven als artikelen ter publicatie in binnen- en buitenlandse tijdschriften. De archieven van commissies en werkgroepen waarvan het R.P.v.Z. het secretariaat voerde zijn achterin de inventaris opgenomen. De beschrijvingen zijn binnen de rubrieken chronologisch gerangschikt.

De selectie ter vernietiging heeft plaatsgevonden aan de hand van de volgende twee vernietigingslijsten:

-Lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de archieven van de onder het Ministerie van Landbouw en Visserij ressorterende Rijkslandbouwvoorlichtingsdiensten en in de archieven van de onder deze diensten ressorterende commissies en ambtenaren, van 17 november 1966, PAZ 450.

-Algemene lijst van voor vernietiging in aanmerking komende stukken in de archieven van het Ministerie van Landbouw, Natuurbeheer en Visserij en van de onder dat ministerie ressorterende commissies en ambtenaren, van 28 juni 1993, A. 93.527.WF/NF.

Voor de aanvang van de bewerking bestond de totale omvang van het archief uit 28 meter. Na de bewerking bestond het te bewaren gedeelte uit 5,5 meter. Aldus leverde de bewerking een vernietigingspercentage op van 80,35. Na de bewerking is het archief overgedragen aan het Rijksarchief Gelderland. De daadwerkelijke vernietiging is gerealiseerd door Lignac & Levison BV te Apeldoorn.