0004 Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen ( Gelders Archief )
0004
Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen
Inleiding
2. De Ridderschappen
0004 Ridderschap van het Kwartier van Nijmegen
Inleiding
2.
De Ridderschappen
De Ridderschappen vertegenwoordigden het platteland in de Staten. Van de Ridderschap konden alle leden van de adel lid worden, voorzover ze voldeden aan een aantal eisen. Globaal kwamen de eisen in elk kwartier overeen. Adellijke afstamming was verplicht, net als het belijden van de gereformeerde godsdienst en het bezit van onroerend goed in het kwartier. De leden mochten niet in militaire dienst zijn. De minimumleeftijd voor toelating was 22 jaar, al kon daar ontheffing voor verleend worden (venia aetatis). Samen met de vertegenwoordigers van de steden vormden de leden van de Ridderschap de Staten van het Kwartier.
Bij toelating moest het nieuwe lid een afschrift van zijn admissie aan het Hof zenden, waarna hij in het Ridderboek werd bijgeschreven. Alle in de Ridderschap toegelaten personen werden verschreven (opgeroepen) voor de Statenvergaderingen en de Landdagen.
De secretaris van de Gedeputeerden was gewoonlijk ook secretaris van de Ridderschap.
In het Kwartier van Nijmegen moest een lid onroerend goed in het kwartier bezitten ter waarde van minstens fl 10.000. Hij mocht niet permanent elders woonachtig zijn. Een thuiswonende zoon kon niet tegelijk met zijn vader worden verschreven. De leden moesten op het platteland wonen, tenzij ze in de stad moesten verblijven vanwege hun functie.
In dit kwartier bezat ook ieder ambt een ridderschap. De eisen voor de ambtsridderschappen verschilden in details. Zo was niet overal het belijden van de gereformeerde godsdienst vereist.
Als iemand geadmitteerd (toegelaten) wilde worden moest hij eerst de voorzitter van de ambtsridderschap de waarde van zijn goed laten vaststellen. Daarna moest hij zich wenden tot het Kwartier, dat door gecommitteerden een onderzoek liet verrichten.
Alle in de Ridderschap toegelaten personen mochten in de kwartiersvergadering verschijnen. Samen met vertegenwoordigers van de steden Nijmegen, Tiel en Zaltbommel vormden ze de Staten van het Kwartier.
Bij toelating moest het nieuwe lid een afschrift van zijn admissie aan het Hof zenden, waarna hij in het Ridderboek werd bijgeschreven. Alle in de Ridderschap toegelaten personen werden verschreven (opgeroepen) voor de Statenvergaderingen en de Landdagen.
De secretaris van de Gedeputeerden was gewoonlijk ook secretaris van de Ridderschap.
In het Kwartier van Nijmegen moest een lid onroerend goed in het kwartier bezitten ter waarde van minstens fl 10.000. Hij mocht niet permanent elders woonachtig zijn. Een thuiswonende zoon kon niet tegelijk met zijn vader worden verschreven. De leden moesten op het platteland wonen, tenzij ze in de stad moesten verblijven vanwege hun functie.
In dit kwartier bezat ook ieder ambt een ridderschap. De eisen voor de ambtsridderschappen verschilden in details. Zo was niet overal het belijden van de gereformeerde godsdienst vereist.
Als iemand geadmitteerd (toegelaten) wilde worden moest hij eerst de voorzitter van de ambtsridderschap de waarde van zijn goed laten vaststellen. Daarna moest hij zich wenden tot het Kwartier, dat door gecommitteerden een onderzoek liet verrichten.
Alle in de Ridderschap toegelaten personen mochten in de kwartiersvergadering verschijnen. Samen met vertegenwoordigers van de steden Nijmegen, Tiel en Zaltbommel vormden ze de Staten van het Kwartier.
laatste wijziging 20-01-2021
9 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 643 bestanden
Inventaris
laatste wijziging 20-01-2021
9 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 643 bestanden
Kenmerken
laatste wijziging 20-01-2021
9 beschreven archiefstukken
3 gedigitaliseerd
totaal 643 bestanden