Uw zoekacties: Waterschap de Wâlden

34-38 Waterschap de Wâlden ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Algemene inleiding
34-38 Waterschap de Wâlden
1.
Algemene inleiding
Het waterschap 'De Wâlden' werd door Provinciale Staten van Friesland op 22 december 1964 opgericht. Het gebied besloeg een oppervlakte van ongeveer 21. 500 ha en was gelegen in het gebied tussen het Dokkumer Diep in het noorden en het Prinses Margrietkanaal in het zuiden. Op 1 maart 1972 werd het gebied uitgebreid met ongeveer 9000 ha van het opgeheven waterschap 'Súd Winninghe' gelegen tussen het Prinses Margrietkanaal en de Wijde Ee. Reeds in 1955 was een voorlopig bestuur, onder leiding van mr. P.T. van der Herberg, aan de slag gegaan om te komen tot een op te richten overkoepelend waterschap voor de 49 inliggende grotere en kleinere waterschappen en ongeveer 80 particuliere polders. In de periode 1965-1972 werden vrijwel alle waterschappen en particuliere polders onder het bestuur van het nieuwe waterschap gebracht. In deze verzamelinventaris zijn de archieven van de voorgangers van het waterschap 'De Wâlden' beschreven. Bovendien zijn ook die waterschappen opgenomen die in het verleden al eerder waren opgegaan in een aantal van deze voorgangers. Meestal betrof het hier boezemwaterschappen, onderscheiden van de zeewerende waterschappeen en de veenpolders. Gezien de grote diversiteit is het ondoenlijk om een algemeen overzicht te geven van de ontstaansgeschiedenis van deze boezemwaterschappen en polders. Vandaar de volgende introducerende opmerkingen.
De geschiedenis van deze waterschappen ging in meerdere gevallen terug op achttiende en negentiende-eeuwse particuliere polders. Zo riepen de Staten van Friesland in hun plakkaat van 9 mei 1774 op tot het bedijken en inpolderen van buitendijkse en andere lage landen. Als we spreken van boezemwaterschappen worden publiekrechtelijk gereglementeerde waterschappen bedoeld. De 'Verordening betrekkelijk de oprichting van waterschappen ter bevordering van de bepolderingen in de provincie Friesland' van 18 juli 1867 stelde onder meer:
"Wanneer landeigenaren voor het inpolderen hunner landen het wenschelijk achten, dat een waterschap worde opgericht, kunnen zij hun wenschen aan Gedeputeerde Staten meedelen. Deze onderzoeken de zaak en doen daaromtrent zoodanige mededeelingen of voorstellen aan de Staten als zij zullen vermeenen te behoren. Als de eigenaren van 2/3 gedeelte der landen een inpoldering wenschen en dit aan Gedeputeerde Staten meedeelen, onder overlegging van plannen van inrichting, worden deze door Gedeputeerde Staten onderzocht en met hun advies en voorstellen aan de Staten overgebracht".
De oprichting geschiedde dus op verzoek van de belanghebbenden. Het meerendeel van de Friese boezemwaterschappen stamt uit het laatste kwart van de negentiende en het tweede kwart van de twintigste eeuw. Deze hausse in de oprichting van nieuwe waterschappen laat zich uit een drietal factoren verklaren. In de eerste plaats speelde de intensivering en technische vooruitgang in de landbouw een stimulerende rol, aangezien de kwaliteit van de waterbeheersing hierdoor centraal kwam te staan. Verder was er sprake van een institutionele verandering: het werd juridisch gemakkelijker om tot de oprichting van een waterschap over te gaan. In 1871 werd een nieuw reglement vastgesteld voor de oprichting van boezemwaterschappen, waardoor een meer overzichtelijke taakverdeling ontstond. De belangrijkste vaarten werden onderhouden door de provincie, terwijl de verbetering van andere vaarten door de provincie werd gesubsidieerd.
Enkele boezemwaterschappen-Eernewoude bij voorbeeld-vielen niet onder dit algemeen reglement en wijken op een aantal punten af. In dit geval is het niet de vergadering van ingelanden, die de belangrijke besluiten neemt, maar een door de ingelanden gekozen college van volmachten. Het dagelijks bestuur wordt door en uit deze volmachten gekozen. Daarnaast is de invloed van het provinciaal bestuur op de samenstelling ervan groter. De nieuwe waterschappen werden opgericht om kleinere vaarten en waterlossingen te onderhouden. Op andere punten werd echter onduidelijkheid geschapen. Voor de totstandkoming van de wegenwet was het mogelijk voor bruggen, wegen en reeden op te richten. Een flink aantal had dan ook zo'n beperkt doel. In de jaren twintig van deze eeuw liep de animo voor de oprichting van dergelijke waterschappen terug, gezien de hoge kosten van inrichting en beheer.
In tegenstelling tot hun doelstelling, was de bestuurlijke inrichting van de boezemwaterschappen vrijwel identiek. Naast het in 1908 opgestelde algemeen reglement beschikte ieder waterschap over een bijzonder reglement, waarin nauwkeurig de grenzen, het doel en de werken werden beschreven. De organisatie bestond uit een bestuur, belast met de dagelijkse gang van zaken, en de ingelanden, die jaarlijks het beleid bepaalden. Het waterschapsbestuur, over het algemeen bestaande uit drie tot vijf leden, werd gekozen door de stemgerechtigde ingelanden. De lasten van het onderhoud en de oprichting van werken werden in principe gedragen door de belanghebbenden. Hiertoe werd vaak gebruik gemaakt van een classificatie van eigendommen.
Deze lasten hingen vanzelfsprekend af van de taak: hoe complexer de taak, hoe ingewikkelder de belastingheffing. Een van de eerste artikelen van dat reglement bepaalt, wat het doel is van het waterschap. Dat doel kan zijn: het bevorderen van een geregelde waterloop (alleen bij natuurlijke waterlozing), het regelen van de waterstand (bij bemaling naast of in plaats van natuurlijke waterlozing), het bevorderen van verkeersgelegenheid (te water en te land). De grote naoorlogse concentraties van waterschappen maakte aan het zelfstandig bestaan van deze waterschappen definitief een einde.
Tot slot moet opgemerkt worden dat diverse waterschappen sinds de jaren dertig beschikken over een wapen. Een beschrijving en verklaring van die wapens zijn te vinden in de Provinciale bladen, 1936, nr. 17 en 1940, nr. 3. Verder is van belang op te merken dat ten behoeve van de gebruiker gekozen is voor een presentatie van de afzonderlijke waterschapsarchieven op alfabetische volgorde, ongeacht hun historische ontwikkeling of het verband met eventuele rechtsvoorgangers.

Kenmerken

Periode:
1862-1987