Uw zoekacties: Commissie tot herstel van de Leppedijk en waterschap 'De Nie...

34-15 Commissie tot herstel van de Leppedijk en waterschap 'De Nieuwe Leppedijk' ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. Inleiding
34-15 Commissie tot herstel van de Leppedijk en waterschap 'De Nieuwe Leppedijk'
1.
Inleiding
Inleiding * 
De Leppedijk is vermoedelijk in de 10de eeuw aangelegd. Aanvankelijk maakte hij deel uit van de zeewering van Oostergo. Later deed hij dienst als beveiliging van Oostergo tegen opgestuwd binnenwater uit de Zevenwouden. In de dijk lagen diverse sluizen. De regeling van het onderhoud is altijd een moeizame affaire geweest. In de 17de eeuw werd de grietman van Idaarderadeel herhaaldelijk belast met het samenstellen van een dijkregister. Aan die opdracht heeft hij nimmer voldaan *  .
In 1876 wijdde de griffie-ambtenaar S. Feddema aan de Leppedijk een behartigenswaardig rapport met een nogal wijdlopige titel Geschiedkundige herinneringen nopens de Leppedijken en de daarmede in verband staande zijlen, dammen en waterleidingen *  . Daaruit wordt onder meer duidelijk, dat de dijk na zware stormen in 1775 en 1776 hersteld was en dat het onderhoud sedert de Franse tijd helemaal te wensen over had gelaten: `Het blijkt niet', constateerde hij, `dat na 1806 eenige bemoeyingen omtrent de dijk of de daarin gelegen zijlen plaats vonden'. De dijk raakte in verval en er kwamen klachten.
In 1818 gaven enige `eigenaren van landen gelegen onder de dorpen Ackrum, Nes en Oldeboorn binnen en buiten de van ouds bekende Leppedijk' uiting aan hun ongerustheid over `den vervallen toestand van gemelde Leppedijk'. Het was in hun ogen `niet ondienstig en zelfs billijk', dat de dijk werd opgeknapt en behoorlijk onderhouden, `zooals voor dezen heeft plaatsgehad'. Ze toonden zich tevens bereid hun aandeel in de kosten te dragen. Klachten van dezelfde strekking waren een jaar eerder al geuit door ingezetenen van Warga en Warstiens *  .
De klagers vonden gehoor bij Gedeputeerde Staten, die in 1822 een commissie in het leven riepen, die moest adviseren over het herstellen van de dijk en van de daarin gelegen sluizen. In deze commisie hadden zitting de grietmannen van Dantumadeel, Ferwerderadeel, Idaarderadeel, Leeuwarderadeel, Opsterland, Smallingerland, Tietjerksteradeel en Utingeradeel *  . Nadat deze commissie haar eindrapport had uitgebracht gaven Gedeputeerde Staten bij resolutie van 15 april 1828 *  toestemming om te beginnen met een aantal werkzaamheden, die op deze plaats niet en détail kunnen worden opgesomd *  . Samengevat kwam het erop neer dat de dijk deels werd verlegd. Het dijkvak dat zijn functie behield werd opgeknapt. De kosten werden gedragen door de Provinci e, maar toen die nog in 1828 tot de ontdekking kwam dat ze hoog opliepen werd het werk tijdelijk stilgelegd. Het kreeg tenslotte in 1831 zijn beslag.
In dezelfde resolutie waarbij ze permissie gaven met de werkzaamheden te beginnen stelden Gedeputeerde Staten tevens vast hoe op den duur het onderhoud van de herstelde dijk en de daarin gelegen sluizen geregeld zou moeten worden. Het zou ten laste komen van de acht hierboven genoemde grietenijen en van `zoodanige particulieren als van ouds tot onderhoud van den Leppedijk verplicht zijn geweest'. Het toezicht op het onderhoud werd opgedragen aan een dijksbestuur, dat bestond uit de acht grietmannen. Er werd, met andere woorden, een waterschap in het leven geroepen, waarvan Gedeputeerde Staten meteen de naam vaststelden: De Nieuwe Leppedijk. Aan het slot van de resolutie werd voor het toen nog niet bestaande waterschap een reglement opgesteld. Daar kom ik zo meteen nog kort op terug.
Toen de werkzaamheden in 1831 voltooid waren werd bij resolutie van 25 september 1832 door Gedeputeerde Staten uitvoering aan hun besluit van 1828 gegeven *  . Het dijksbestuur aanvaardde zijn functie en het reglement trad in werking. Dit bepaalde in artikel 4, dat de grietmannen uit hun midden een dijkgraaf en een adjunct-dijkgraaf moesten benoemen. Nu had in de 18de eeuw de Leppedijk ook al onder het toezicht van een dijkgraaf gestaan en het was toen gebruikelijk, dat het meestal de grietman van Idaarderadeel was die de functie op zich nam *  . Dat gebruik werd nu in ere hersteld. En dus was de eerste dijkgraaf die in 1832 aantrad de toenmalige grietman M.P.D. baron van Sytzama, de latere gouverneur van de provincie. Volgens de artikelen 18 en 20 van het reglement moest een beëdigd dijk- en sluiswachter aangesteld worden. Deze werd do or de dijkgraaf benoemd en ontslagen.
In de 19de eeuw werd de afwatering van Friesland doorlopend verbeterd. Men deed alle moeite om het overtollige water zo snel mogelijk naar de zeesluizen af te voeren. Met het oog daarop werden stroomkanalen aangelegd en bestaande vaarten verbreed en uitgediept. De Leppedijk met zijn bijna permanent gesloten sluizen vormde een ernstig obstakel voor de afwatering en in het bijzonder voor die in de richting van de voornaamste Friese afwateringssluis: de Dokkumer Nieuwezijlen. Daarom moest de dijk verdwijnen. Zijn taak al waterkering werd overgenomen door een veel kortere dijk, die langs het Snekermeer werd aangelegd: de Nieuwe Slachtedijk, die als voordeel had, dat zijn sluizen bijna het hele jaar geopend konden blijven *  . In hun vergadering van 2 mei 1877 namen Provinciale Staten een aantal maatregelen `ter beteugeling der opstuwing en ter bevordering eener betere afstrooming van het provinciaal boezemwater, zoomede in het belang van handel en scheepvaa rt'. Eén van die maatregelen was `de openstelling van de zijlen in de Leppedijk gelegen' *  .
Het waterschap `De Nieuwe Leppedijk' boette na deze maatregel meer en meer aan betekenis in. De definitieve opheffing kwam in 1908. Bij Statenbesluit van 29 december van dat jaar werd het reglement ingetrokken.
In 1887, toen het belang van het waterschap al behoorlijk gereduceerd was, werd besloten dat zijn archief èn dat van de commissie naar de Griffie zouden worden overgebracht. Een deel van de stukken bleef echter berusten in het gemeentehuis van Idaarderadeel, waar zich het sekretariaat van de commissie had bevonden. Deze archivalia werden pas in 1945 naar het Provinciehuis overgebracht. Met de archieven van het provinciaal bestuur 1813-1922 arriveerden ze later in het Ryksargyf. De stukken hebben een gezamenlijke omvang van 0,2 m'. Er zijn geen beperkende bepalingen ten aanzien van de openbaarheid. Leeuwarden, februari 1996. Sjoerd de Haan.