34-13 Staatscommissie belast met het instellen van een onderzoek naar de mogelijkheden tot indijking van de Lauwerzee met het oog op verbetering van de afstroming van het boezemwater in Friesland en Groningen ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )
34-13
Staatscommissie belast met het instellen van een onderzoek naar de mogelijkheden tot indijking van de Lauwerzee met het oog op verbetering van de afstroming van het boezemwater in Friesland en Groningen
Inventaris
1. Ter inleiding
34-13 Staatscommissie belast met het instellen van een onderzoek naar de mogelijkheden tot indijking van de Lauwerzee met het oog op verbetering van de afstroming van het boezemwater in Friesland en Groningen
1.
Ter inleiding
Omstreeks 1893 won bij de provinciale besturen van Friesland en Groningen de overtuiging veld, dat de afstroming van het boezemwater in deze provincies aanmerkelijk verbeterd zou kunnen worden door het indijken van de Lauwerszee. In deze overtuiging stonden ze niet alleen. In 1894 dienden A. Volker te Sliedrecht en P.A. Bos te Gorinchem bij de minister van Waterstaat, Handel en Nijverheid een concessie-aanvraag in tot gedeeltelijke indijking van de Lauwerszee. Ook in dit geval ging het niet in de eerste plaats om landaanwinning maar om het verbeteren van de afstroming van het boezemwater. De minister vroeg Gedeputeerde Staten van Friesland en Groningen om advies. Dit luidde positief. Dat bracht de minister ertoe een Staatscommissie in het leven te roepen, die de mogelijkheid tot indijking nader moest onderzoeken.
Haar samenstelling was als volgt: twee gedeputeerden uit Friesland en twee uit Groningen, de hoofdingenieurs van Provinciale Waterstaat in beide provincies en twee hoofdingenieurs van Rijkswaterstaat. De Commissaris der Koningin in Friesland werd voorzitter; met het secretariaat belastte zich een ingenieur van de Provinciale Waterstaat in Friesland.
De commissie begon in 1896 met haar werkzaamheden. Haar in 1900 uitgebrachte eindrapport kon slechts ten dele de goedkeuring van de minister wegdragen. Hij adviseerde nu de provinciale besturen van Friesland en Groningen om een interprovinciale commissie in het leven te roepen, die tot taak kreeg een vervolgonderzoek in te stellen. Dit gebeurde in 1902. Deze interprovinciale commissie, waarbij ook Overijssel betrokken werd, bestond uit een hoofdinspecteur en twee hoofdingenieurs van Rijkswaterstaat, de hoofdingenieurs van de Provinciale Waterstaat in Friesland, Groningen en Overijssel èn een ingenieur van de Provinciale Waterstaat in Friesland. Laatstgenoemde nam het secretariaat op zich.
De werkzaamheden van beide commissies hebben niet geresulteerd in de indijking van de Lauwerszee. In 1910 kwam de minister tot de konklusie, dat dit een te dure onderneming zou worden. Wel stelde hij geld beschikbaar voor het bouwen van bemalingsinstallaties.
Toen de Staatscommissie was opgeheven werd haar archief in de provinciale archiefbewaarplaats van Friesland gedeponeerd. Later kwam het met de archieven van het Provinciaal bestuur 1813-1922 naar het Ryksargyf. Het archief heeft een omvang van 0,15 m'. Er zijn geen beperkende beperkingen ten aanzien van de openbaarheid. Het archief van de interprovinciale commissie die de Staatscommissie opvolgde bevindt zich in het Rijksarchief in Groningen. Leeuwarden, februari 1996. Sjoerd de Haan
laatste wijziging 10-07-2001
11 beschreven archiefstukken
Kenmerken
Datering:
1896-1900
Omvang:
,15 meter Amsterdamse dozen
Rubrieken:
Categorie:
- Zonder categorie
laatste wijziging 10-07-2001
11 beschreven archiefstukken