Uw zoekacties: Verzameling stukken van en betreffende Johannes van der Heid...

337-05 Verzameling stukken van en betreffende Johannes van der Heide, 1941-2009 ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Inleiding
337-05 Verzameling stukken van en betreffende Johannes van der Heide, 1941-2009
Inleiding
Inleiding
Johannes van der Heide werd op 11 oktober 1909 in het schip De Vrouw Sjoukje, dat in de buurt van de Noorderbrug te Leeuwarden lag, geboren. Zijn vader was de toen 38-jarige Job van der Heide uit Leeuwarden, zijn moeder de drie jaar jongere Sjoukje van der Wal uit Drachten, beiden afstammelingen van echte schippersfamilies. Johannes groeide op met drie oudere zusters: Grietje, Aaltje en Tjitske. Op 9 januari 1917 overleed zijn vader aan tuberculose. Drie jaar later, op 28 mei 1920, bezweek ook zijn moeder aan de gevolgen van deze ziekte. In juni 1920 werden Johannes en zijn zus Tjitske opgenomen in het Nieuwe Stadsweeshuis te Leeuwarden. Daar doorliep hij met succes de Bijzonder Lagere School (de weeshuisschool) en begon in februari 1924 zijn opleiding tot drukker bij de Coöperatieve Handelsdrukkerij in de Pijlsteeg, hoek Grote Kerkstraat. In juli 1928 behaalde hij het Bewijs van Bekwaamheid als drukker. In 1930 verliet Johannes, 21 jaar oud, het weeshuis. Zijn werk als drukker moest hij voorlopig opgeven toen hij werd opgeroepen om de militaire dienstplicht te vervullen. Spoedig wees medisch onderzoek uit dat hij ongeschikt was voor de militaire dienst en keerde hij terug in de burgermaatschappij. Zijn plaats bij de Coöperatieve Handelsdrukkerij was in de tussentijd ingenomen door een ander en Johannes kwam in dienst bij Drukkerij Miedema aan de Nieuweburen. De crisisjaren begonnen echter overal hun tol te eisen. Veel arbeiders kwamen op straat te staan, waaronder ook Johannes. Als laatste gekomen, moest hij als eerste weer bij Miedema vertrekken. Dat zal in of rond 1933 zijn geweest. In het kader van de werkverschaffing werd Johannes slikwerker bij de landaanwinningswerken ergens in het noorden van Friesland. Op 28 November 1934 trouwde hij met Anna Dijkstra. Ze vestigden zich in Hallum aan de Hoogerburen, hoek Langebuurt, waar hij een huis met werkplaats annex winkel huurde. In de werkplaats richtte hij zijn eigen drukkerij in.
Overdag probeerde Johannes orders binnen te halen terwijl Anna de winkel bediende. ’s Avonds werkten ze samen in de drukkerij: terwijl zij het zetwerk verzorgde, was hij aan het drukken. Het verblijf in Hallum werd geen succes. Al in september 1935 keerden ze terug naar Leeuwarden, waar ze eerst in de Bollemanssteeg en later (1936) in de Bleekerstraat gingen wonen. De drukkerij-inrichting verhuisde mee. De drukpers kwam bij familie in de Gerard Doustraat te staan, de letterkast met toebehoren op de zolder van hun huis in de Bleekerstraat. Op 17 juli 1937 werd zoon Job geboren en op 2 december 1939 hun dochter Femke. Johannes zocht allerhande (bij)baantjes om het inkomen te verhogen. Hij werkte als straatmaker en venter en hij meldde zich als los arbeider bij de gemeente om straten te vegen en sneeuw te ruimen. Ondanks alle inspanningen was hij niet langer in staat zijn gezin te onderhouden en zag hij zich gedwongen een uitkering aan te vragen. Politiek gezien voelde hij zich aangetrokken tot de CPN, waarvan hij lid werd, en voor welke partij hij zich ook verkiesbaar stelde. Al vroeg in de oorlog werd de uitkering stopgezet. In plaats daarvan kreeg hij het adres van zijn toekomstige Duitse werkgever met de belofte dat de uitkering na drie maanden werken in Duitsland zou worden hervat. In februari 1941 vertrok hij naar Wesermünde, tegenwoordig Bremerhaven, om te gaan werken bij de Deutsche Reichsbahn. De beloofde drie maanden werden vier en een half jaar. Gedurende die hele periode werd hij slechts enkele keren in de gelegenheid gesteld zijn vrouw en kinderen thuis op te zoeken. Als hij verlof had, stond één van de andere dwangarbeiders borg voor hem zoals ook hij borg stond voor zijn collega’s gedurende hun verlof. Op wegblijven van de verlofganger volgden represailles voor de achterblijvende collega. In de loop van 1943 begon het briefverkeer over en weer steeds vaker en langer te stagneren. Het loon kwam geregeld niet bij zijn vrouw aan.
Hij heeft waarschijnlijk eerst korte tijd in een kamp gezeten, aan de Lünedeich in de Fischereihafen in Wesermünde. Maar de langste tijd van zijn verblijf in Duitsland is hij in de kost geweest bij Maria Murk, die tijdens de oorlog zowel haar man als haar drie zoons verloor. Ze was een grote steun voor Johannes, terwijl hij haar hielp met voorkomende klusjes. Bij een bombardement op 6 maart 1945 brak hij enkele ribben. Bang voor ‘een dodelijke spuit’ meldde hij zich niet ziek en bezocht geen dokter. De fractuurdelen beschadigden echter het longvlies (pleura) en veroorzaakten een ernstige pleuritis met als gevolg een algehele bloedvergiftiging (sepsis). De eerste weken van zijn ziekte heeft mevrouw Murk hem thuis verzorgd. In april 1945 was ziekenhuisopname niet langer te vermijden en ook daar heeft Maria Murk hem bezocht en verzorgd. De ziekte was echter al te ver gevorderd en Johannes stierf op 24 september 1945. Mevrouw Murk heeft hem laten begraven in haar eigen familiegraf, bij haar man en één van haar zoons. Vanaf ongeveer februari 1945 was briefverkeer niet meer mogelijk. Anna Dijkstra was dan ook volkomen onkundig van de ziekte en het overlijden van haar man. Verwarrende naoorlogse berichten van officiële instanties hebben haar grote onzekerheid gebracht omtrent zijn lot. Lange tijd heeft ze niet willen en kunnen geloven dat hij dood was. De herbegrafenis van Johannes op 26 januari 1951 op de Noorder Begraafplaats in Leeuwarden gaf haar eindelijk rust.
De basis van het archief vormen de 48 brieven die Johannes van der Heide van 18 april 1943 tot en met 1 juni 1945 vanuit Wesermünde aan zijn vrouw en kinderen in Leeuwarden heeft geschreven. Ongetwijfeld heeft hij ook in de eerste twee jaar van zijn tewerkstelling in Duitsland brieven geschreven maar die zijn verloren gegaan.
Het archief met een omvang van 10 centimeter werd op 17 oktober 2009 aan Tresoar in bewaring gegeven. Op de openbaarheid van het archief rusten geen beperkende bepalingen.
Met dank aan Femke de Groot-van der Heide


Literatuur
Groot-van der Heide, Femke de, Johannes van der Heide 1909-1945 (z.pl. 2010) Aanvraagnummer Tresoar: E 10974

Kenmerken

Auteur:
Otto Kuipers
Categorie:
  • Zonder categorie