Uw zoekacties: Familiearchief Van Burmania-Van Eysinga

320 Familiearchief Van Burmania-Van Eysinga ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
1. De collectie Burmania-Eysinga
320 Familiearchief Van Burmania-Van Eysinga
1.
De collectie Burmania-Eysinga
In het 73ste Verslag van het Genootschap (1900-1901) vermeldt Mr. P.C.J.A. Boeles een kistje, dat papieren bevatte van T.Æ.J.H. van Eysinga, grietman van Rauwerderhem (? 1768), eene collectie, die voor het Charterboek veel is gebruikt geweest. Enkele jaren te voren - dit volgens mondelinge mededeelingen - had Jhr. Mr. F.J.J. van Eysinga (? 16 April 1901), bestuurslid van het Genootschap, dit kistje in het Museum doen bezorgen met de bedoeling den inhoud af te staan aan het Genootschap; het was nu verdwaald geraakt tusschen het fonds van de Genootschapsuitgaven. Mr. Boeles heeft de stukken ordelijk in doozen geborgen; hij had er bij aangetroffen een lijst (hierna no. 224) niet van de hand van Herbell, naar hij meent, maar van Tholen. * 
Deze lijst bevat slechts 207 stukken, terwijl de geheele verzameling 225 telt; waarom Tholen deze lijst niet heeft voltooid is niet duidelijk; onder de niet opgenomene stukken zijn er met aanteekeningen van de hand van Upcke van Burmania voorzien, die ontwijfelbaar deel uitgemaakt hebben van de collectie van den grietman van Rauwerderhem. De meeste van de stukken zijn in dorso gemerkt "Eysinga" door een andere hand dan die van Tholen of Schwartzenberg, waarschijnlijk van een klerk, die de beide heeren bijstond in hun arbeid voor het Charterboek, waartoe meer dan één collectie te gelijk is geraadpleegd; doch na gebruik is men met de herkomst wel eens in de war geraakt. *  Het is de vraag in hoeverre Tholen deze onachtzaamheid mag worden aangerekend: hij is midden in het werk gestorven, doch gelukkig is de fout grootendeels te herstellen; het had erger kunnen toegaan in een tijd toen men de bronnen voor eene uitgave behandelde als gewone kopij.
Is nu een catalogus van een archief, zoo zal men wellicht vragen, wel op zijn plaats in onze Vrije Fries? Eekhoff gaf in deel V een lijst van het zoogenaamde "Gabbema archief", dat daardoor eindelijk behoorlijk bekend raakte; het antecedent is dus daar; al is nu de verzameling, die hierna volgt niet zoo veelzijdig als die van Gabbema, het is nuttig dat zij in haar geheel wordt aan het licht gebracht; na zestig jaren mag een soortgelijke publicatie wel weer eens in ons tijdschrift verschijnen. Daarbij, de verzameling is eigenlijk geen "archief." * 
Het bestaat voor een overwegend gedeelte uit stukken door Upcke van Burmania verzameld of hem aanbestorven en afkomstig van de Staten en Statenleden en slechts weinige betreffen de families Burmania en Eysinga. Upcke van Burmania, de hoofdaanlegger der verzameling, was de zoon van Here Douwezoon (? in of na 1578), *  ontvanger-generaal van Friesland en van Frau Sybrensdochter van Stenstera (? 1548) *  ; terwijl zijn vader en familie bij het oude -geloof schijnen te zijn gebleven en tamelijk koningsgezind, *  waren Upcke en zijn broeder Sybrand overgegaan tot het nieuwe geloof. Zij beiden worden in een lofdicht van Gellius Snecanus genoemd onder de voorvechters van het zuivere Evangelie en s'Lands vrijheid (puri Evangelii et Patriae Iibertatis vindices"). *  In 1568 werd hij door Alva gedagvaard en gebannen. Later was hij Statenlid *  en Gedeputeerde. * 
Van zijne werkzaamheid als zoodanig blijkt het een en ander uit de navolgende stukken; men kan daaruit wel opmaken, dat hij althans iemand was van invloed. En bovendien was hij een man van studie, die zich verdiepte in het Friesche verleden en bronnen verzamelde, en dankbaar roem en de Friesche geleerden dier dagen de onbekrompenheid, waarmede hij hun zijne kostbare handschriften ter beschikking stelde.' *  ) Doch ook zelf liet hij werk na, een handschrift dat het hoofdbestanddeel werd van het Burmaniaboek, *  op zijn beurt weer door De Haan Hettema geprezen als "de eerste en voornaamste bron" voor het Stamboek van den Frieschen Adel.
Upcke's kleinzoon en naamgenoot (? 1673) zoo is in het kort de geschiedenis van dit manuscript - heeft het werk van zijn grootvader voortgezet en werd daarin opgevolgd door Feye van Heemstra (? 1690), die het waarschijnlijk aantrof bij zijn zoon Schelte (? 1733) en schoonzoon van dezen Upcke. Schelte heeft het door al die bijwerkingen zeker niet te overzichtelijk geworden handschrift laten overschrijven, het origineel is misschien aan- de erven van Luts, zijn eerste vrouw en dochter van Upcke n.l. de Eysinga's toegevallen, doch verloren gegaan *  , het afschrift is bij de familie Heemstra gebleven. *  Upcke, "d'Olde" dan, heeft zijne verzameling bijeen gebracht op zijn huis Burmania-State *  onder Stiens, waar hij in 1615 is gestorven. * 
Zijn kleinzoon Upcke, die, naar bleek, belang stelde in genealogie, zal het Burmaniaboek mee hebben genomen naar Wons of Arum *  , de archivalia lieten hem zeker koud en deze zijn in zijn ouderlijk huis, dat zijne moeder Wick van Ockinga na den dood van haar man Sybrand (? 1639) bewoonde, *  gebleven. In 1698 staat Rints, hare dochter, als eigenares en ,,selfs bruyckerse" in het cohier der stemmen te boek, *  zij testeerde te Dronrijp in 1705 *  en stierf in datzelfde jaar, *  hare broeders en zusters overlevende. In haar testament nu vermaakte zij Burmania-State aan Catharina Lucia van Heemstra, de dochter van hare oudste zuster Luts, en gehuwd met Frans J. J. Heringa van Eysinga, grietman van Rauwerderhem.
Deze stukken zullen in het huis zijn gebleven en toen het niet meer werd bewoond door de familie, naar Jongema-State te Rauwerd overgebracht *  ; welke stukken uit Upcke's tijd of daarvoor (zij zijn, een tachtigtal *  , met een korte opgave of aanteekening van zijn hand voorzien), zijne eigene verzameling hebben uitgemaakt is niet te zeggen; het is niet noodig te veronderstellen, dat hij met zijne belangstelling in Frieslands verleden gewoonlijk documenten uit het Statenarchief zal hebben geleend zonder ze terug te bezorgen, immers door zijne vader en zijn schoonvader George van Roorda, om een paar voorbeelden te noemen, zullen hem stukken uit keizer Karel's dagen zijn aanbestorven, terwijl later hij zelf ex officio stukken in handen kreeg en behield.
Daarom heeft het zijn nut om zooveel mogelijk de kanalen, (die ik in de rubrieken aangeef en die allicht niet de juiste zijn) langs welke stukken in de collectie kunnen zijn beland, zooveel mogelijk uit elkaar te houden. Bij verscheidene stukken der verzameling is niet na te gaan of zij door Eysinga's of door Burmania's zijn aangebracht. Ook fs de grens tusschen II en III soms moeielijk te trekken; alleen die stukken heb ik onder II opgenomen, die onomstootelijk uit het archief der Staten afkomstig zijn. Deze strenge onderscheidingen kunnen er toe bijdragen om ons eenig inzicht te vcrschaffen in de rol van verschillende leden der beide families in het Friesland van hun dagen gespeeld. De nummers (of gedeelten van nummers) met + gemerkt, komen niet voor op de lijst van Tholen, het is dus mogelijk dat zij soms van andere collecties afkomstig zijn, zelfs al zijn ze met: 'Eysinga' gemerkt *  ; ik wijs alleen dan een mogelijke herkomst van de collectie Gabbema aan als daartoe aanleiding bestaat.
Het teeken * bij de vermelding van den aard van het nummer geeft aan, dat het in een charterdoos is geborgen. Ten slotte eindig ik haastig deze technische opmerkingen, die bij den 'geduldigen leeser' wel weinig belangstelling zullen wekken met de erkenning, dat in een archiefinventaris vele stukken anders samen te voegen zouden zijn, doch daar ik aangaf, welke in het Charterboek of elders zijn gedrukt, heb ik ze afzonderlijk vermeld.

Kenmerken

Periode:
1417-1716
Beschrijving:
Familiearchief Van Burmania-Van Eysinga