Uw zoekacties: Particuliere synode Friesland zuidelijk gedeelte

290-15 Particuliere synode Friesland zuidelijk gedeelte ( Tresoar (Frysk Histoarysk en Letterkundich Sintrum) )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

• Kenmerken van het archief
• Inleiding op het archief
• Inventaris of plaatsingslijst
• Eventueel bijlagen

De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

beacon
 
 
Inventaris
Ter inleiding
290-15 Particuliere synode Friesland zuidelijk gedeelte
Ter inleiding
Kenmerkend voor de bestuursinrichting voor de gereformeerde kerk in de tijd van de Republiek was, dat ze begon op het niveau van de plaatselijke kerk. De plaatselijke kerken stuurden hun afgevaardigden naar de classes, die op hun beurt samenwerkten in provinciale synodes. Tenslotte zou er een nationale of generale synode moeten zijn, maar die werd nooit samengeroepen. Een uitzondering was de fameuze synode van 1618/1619, die met de Remonstranten afrekende en de stoot gaf tot de vertaling van de Bijbel in het Nederlands. Het is van belang op te merken dat de classes en synoden niet permanent vergaderden. Ze werden dan ook niet beschouwd als bestuursinstellingen, maar als organen voor advies en bijstand.
In de Franse tijd raakte de kerk in ernstige financiële problemen. Na het herstel van de onafhankelijkheid deed ze voor het oplossen daarvan een beroep op de regering. Die was niet ongenegen de oude bevoorrechte kerk steun te verlenen. In de grondwet van 1815 werden 'de traktementen, pensioenen en andere inkomsten, van welken aard ook, thans door de onderscheidene godsdienstige gezindheden of derzelver leeraars genoten wordende' gegarandeerd.
Daar stond tegenover, dat de invloed van koning en regering op de kerk aanzienlijk werd. In 1816 werd het Algemeen Reglement voor het Bestuur der Hervormde Kerk in het Koningrijk der Nederlanden uitgevaardigd. Dit betekende in de praktijk twee dingen. In de eerste plaats moest de oude benaming 'gereformeerd' het veld ruimen voor het predikaat 'hervormd'. Vervolgens, en dat was veel belangrijker, werd onder dit reglement de oude gedecentraliseerde bestuursinrichting vervangen door een van bovenaf opgelegde en gecentraliseerde struktuur. Die kende vijf elementen: Er kwam een Algemene Synode, met daaronder achtereenvolgens provinciale synodes, classes, ringen en gemeenten. De meeste macht kwam in handen van de hogere organen, die nu ook daadwerkelijk werden beschouwd als bestuurscolleges en niet als instellingen voor advies en onderlinge bijstand. Het was afgelopen met de centrale rol van de plaatselijke kerken, die op de samenstelling van de hogere organen niet de geringste invloed hadden. De eerste leden werden door de Koning benoemd; daarna zou de aanvulling plaatsvinden door middel van koöptatie.
Het was dit stelsel van kerkregering dat voor veel lidmaten onaanvaardbaar was. 'De organisatie van 1816' was een geladen begrip, dat op den duur een belangrijk wapen werd voor kerkelijke leiders, die de orthodoxen tegen het reilen en zeilen van de hervormde kerk mobiliseerden.
Naast deze organisatorische kwestie speelden daarbij ook theologische argumenten een niet te onderschatten rol, maar die moeten op deze plaats buiten beschouwing blijven.
Genoeg zij, dat het twee keer tot een uitbarsting is gekomen, waarbij de orthodoxen en masse met de kerk braken. De eerste was de Afscheiding van 1834, waarbij ds. Hendrik de Cock uit Ulrum een belangrijke rol speelde. Na veel onderlinge twisten verenigden de meeste afgescheidenen zich in 1869 in de christelijke gereformeerde kerk.
Ruim 50 jaar later, in 1886, kwam het onder leiding van Abraham Kuyper tot een konfikt in de hervormde kerk, dat tot een exodus van aanmerkelijk grotere omvang zou voeren dan de Afscheiding. Deze als de Doleantie bekend geworden gebeurtenis heeft na enige jaren al de Nederduitsch gereformeerde kerken doen ontstaan. In 1892 verenigden deze zich met de overgrote meerderheid van de christelijke gereformeerde kerk in de gereformeerde kerken in Nederland.
Het hoeft geen betoog dat de kerkgenootschappen die uit de hervormde kerk ontstonden juist omdat ze haar organisatie verwierpen, het systeem van kerkregering uit de tijd van de Republiek weer van zolder haalden. En zo herkreeg bij zowel christelijk gereformeerden, Nederduitsch gereformeerden als gereformeerden de plaatselijke kerk de oude centrale plaats in de organisatie, die verder was opgetrokken uit classes, provinciale of particuliere synodes en de generale synode, die nu wel geregeld vergaderde.
De christelijke gereformeerde kerk heeft in Friesland een provinciale synode gekend, die heeft gefunktioneerd van 1836-1892. Die van de Nederduitsch gereformeerde kerk heeft bestaan van 1888-1892. Toen in 1892 op landelijk niveau beide kerkgenootschappen opgingen in de gereformeerde kerken in Nederland bleef Friesland niet achter. Het nieuw-ontstane kerkgenootschap had er een provinciale synode, die heeft bestaan tot 1906. In dat jaar werd op gezag van de generale synode een splitsing doorgevoerd. Er kwamen twee partikuliere synoden: Friesland noordelijk gedeelte, die bestond uit de classes Dokkum, Leeuwarden, Kollum, Franeker en Hallum èn Friesland zuidelijk gedeelte, waartoe de classes Drachten, Heerenveen, Bolsward, Sneek en Workum behoorden. Ik bepaal mij nu verder tot de laatst-genoemde partikuliere synode.
Ten aanzien van vergaderfrequentie en de afvaardiging naar de bijeenkomsten van de synode gaf de kerkorde in artikel XLVII duidelijke voorschriften:
Alle jaar (ten ware dat de nood eenen korteren tijd vereischte) zullen vier of vijf, of meer, genabuurde Classen samenkomen, tot welke Particuliere Synode uit ieder Classe twee Dienaars en twee Ouderlingen afgevaardigd zullen worden. In 't scheiden zoowel der Particuliere als der Generale Synode, zal eene Kerk verordend worden, die last hebben zal, om met advies der Classe den tijd en de plaats der naaste Synode te stellen.
Aan dit voorschrift is altijd de hand gehouden. Er werd als regel één keer per jaar vergaderd. De dag en de maand waarop de vergadering plaatsvond wisselde; de vergaderplaats stond vast: Sneek. De door de kerkorde voorgeschreven wijze van afvaardigen is door de jaren heen onveranderd gebleven. Wel werd, om de vertegenwoordiging te waarborgen, op den duur aan de classes de verplichting opgelegd om twee predikanten en twee ouderlingen als plaatsvervangers aan te wijzen. Officieel sprak men van primi- en secundi-afgevaardigden.
De vergaderingen van de synode werden geleid door een moderamen, bestaande uit een voorzitter (praeses), een assesor (de praeses van de vorige vergadering wiens taak het was zijn opvolger bij te staan in het leiden van de vergadering) en een sekretaris (scriba).
De particuliere synode was met nadruk geen permanent bestuur. Om die reden bepaalde de kerkorde nadrukkelijk dat praeses, scriba en assessor slechts voor de duur van één vergadering in funktie waren. Veelal ondertekenden de betrokkenen brieven en ander stukken dan ook met vermelding van hun functie en onder toevoeging van 'h(oc) t(empore)'. Wèl kon de vergadering aan het moderamen opdragen lopende zaken af te handelen of door haar genomen besluiten uit te voeren.
Voor zaken die buiten de vergadertijd moesten worden verricht en die om welke reden dan ook niet door het moderamen konden worden afgehandeld riep de synode kommissies in het leven. Overigens sprak men zelden of nooit van kommissies; 'deputaatschappen' was de geijkte benaming. Gelijk het moderamen waren deze deputaatschappen verplicht op de vergaderingen van hun werkzaamheden verslag uit te brengen. Vaak deden ze dat door het indienen van een meer of minder omstandig schriftelijk rapport.
De particuliere synode heeft vanaf haar ontstaan in 1906 een aanzienlijk aantal tijdelijke en permanente deputaatschappen in het leven geroepen. Zo zijn er vaste deputaatschappen geweest voor onder meer de ondersteuning van armlastige diakonieen voor wier rekening krankzinnigen en doofstommen verpleegd werden, de ondersteuning van hulpbehoevende kerken binnen en buiten het ressort van de synode, de geestelijke arbeid onder schippers en zeevarenden en de uitgave van de Friese Kerkbode.
Deputaatschappen ad hoc moesten nogal eens optreden als in een plaatselijke kerk of tussen kerken onderling zulke ernstige problemen waren gerezen dat of de strijdende partijen of de classis zich genoodzaakt zagen de assistentie van de synode in te roepen. Een voorbeeld is de kommissie die in de jaren '30 was belast met het onderzoek naar de verwoede twisten die in de gereformeerde kerk van Drachten werden uitgevochten tussen twee predikanten, die zich beiden gesteund wisten door fanatieke aanhangers.
Wanneer men de inventaris overziet is het betrekkelijk eenvoudig een overzichtje samen te stellen van de verdere werkzaamheden van de particuliere synode. Zonder tot volledigheid te vervallen noem ik hier een en ander:
- Het vaststellen van de grenzen tussen plaatselijke kerken en tussen classes;
- De voorziening in de dienst des Woords;
- De uitoefening van opzicht en tucht;
- Het organiseren en ondersteunen van zending en evangelisatie.
Het archief van de particuliere synode Friesland-Zuid werd in 1976 bij het Ryksargyf in bewaring gegeven. Het gaat hier om dit ene archief. De archieven van de provinciale synoden van de christelijke gereformeerde kerk 1836- 1892, de provinciale synode van de Nederduitsch gereformeerde kerken 1888-1892 en van de ongedeelde provinciale synode van de gereformeerde kerken in Nederland 1892-1906 zijn beschreven in de inventaris van de archieven van de particuliere synode Friesland-Noord, die onder nummer TOEG. 292 op de studiezaal van het Ryksargyf kan worden geraadpleegd.
Tijdens de inventarisatie kon, in overleg met de bewaargever, een aanzienlijke hoeveelheid stukken worden vernietigd. Een aantal jaargangen van de Friese Kerkbode werd, eveneens na overleg, overgedragen aan de Provinciale Bibliotheek van Friesland. Eén register bleek te behoren tot het archief van de opgeheven classis Workum. Omdat dit archief zich eveneens in het Ryksargyf bevindt werd het daarheen overgebracht
Eén ding is opvallend. Hoewel er talrijke deputaatschappen hebben bestaan zijn alleen van de deputaten voor de hulpbehoevende kerken notulen bewaard gebleven. Het laat zich nauwelijks denken dat andere deputaatschappen - en dan met name de permanente - het verhandelde in hun bijeenkomsten niet schriftelijk hebben vastgelegd. Men moet aannemen dat deze notulen verloren zijn gegaan.
De door de deputaatschappen opgemaakte rapporten en verslagen zijn wel voor het grootste deel bewaard gebleven. Die hebben, omdat ze aan de synode werden uitgebracht, een plaats gekregen in het hoofdarchief van de synode. Een aantal van deze rapporten en verslagen is bovendien tijdens de inventarisatie in dossiers en bundels ondergebracht.
Na schoning en inventarisatie heeft het archief een omvang van ruim 0,5 m'. Stukken die jonger zijn dan 50 jaar kunnen slechts ter inzage worden gegeven na machtiging van de bewaargever.

Kenmerken

Periode:
1906-1964
Auteur:
Sjoerd de Haan, 1994
Beschrijving:
Inventaris van het archief van de particuliere synode Friesland zuidelijk gedeelte van de Gereformeerde Kerken in Nederland
Categorie:
  • Zonder categorie