Gegevens voor deze inleiding zijn verkregen uit het archiefje.

In maart 1898 werd het Pensioenfonds voor Inspecteurs van Politie, gemeenteveldwachters en dienaren van politie in Drenthe opgericht. Het doel van het fonds was om aan die beambten een jaarlijks pensioen te verzekeren. Voor ieder van deze beambten werd door de betrokken gemeentebesturen, leden van het fonds, ¿ 30 per jaar contributie betaald gedurende 20, zo nodig 30 achtereenvolgende jaren. De in het fonds deelnemende beambten betaalden een bijdrage, waarvan het bedrag afhing van de leeftijd bij de aanvang der bijdrage. Op het eind van 1899 waren 22 van de 34 gemeenten in deze provincie tot het fonds toegetreden, te weten Anloo, Beilen, Borger, Coevorden, Diever, Dwingeloo, Eelde, Gasselte, Gieten, Havelte, Norg, Peize, Roden, Ruinen, Schoonebeek, Sleen, Vledder, Vries, Westerbork, De Wijk, Zuidlaren en Zuidwolde, terwijl toen 24 beambten tot het fonds contribueerden. Het beheer van het fonds was opgedragen aan een bestuur van vijf leden, nl. drie burgemeesters, door de gemeentebesturen, leden van het fonds, te benoemen, en twee beambten, door de contributie betalenden zelf te kiezen.

Het bestuur werd in 1899 samengesteld als volgt:
voorzitter C. van der Wal, burgemeester van Havelte;
ondervoorzitter G.L. Gratama, burgemeester van Sleen;
Th. Rutgers van der Loeff, burgemeester van Zuidlaren;
J. van Klaveren, veldwachter der gemeente Zuidlaren;
J. Mulder, veldwachter der gemeente Beilen.

Tot secretaris-penningmeester werd benoemd A. Kymmell, commies ter Provinciale Griffie van Drenthe in Assen. Het fonds ontving over 1899 aan bijdragen van gemeenten ¿ 720 en aan contributies van beambten ¿ 225,60. In de Rijkspostspaarbank werd ¿ 901,64 belegd. Na aftrek van dit bedrag van het totaal der ontvangsten moest aan administratiekosten besteed worden ¿ 43,96.

Er zijn maar twee gepensioneerden geweest, die pensioen uit het fonds hebben genoten. Uit de middelen van het fonds werd bij "eene soliede Levensverzekerings Maatschappij eene lijfrente aangekocht, waardoor aan die gepensioneerden de uitbetaling van het door hen genoten wordende pensioen gedurende hun verder leven zou blijven gewaarborgd". Op 1 oktober 1913 trad de Rijkspensioenwet in werking en werd van rijkswege zorg gedragen voor de pensionering van de inspecteurs van politie, gemeenteveldwachters en dienaren van politie. Alle tot het fonds contribuerende beambten traden toe tot dit Rijkspensioenfonds. Op 23 mei 1914 werd te Assen een algemene ledenvergadering belegd ter behandeling van de opheffing van het Drentsche Veldwachters Pensioenfonds.

Het archief bleef na de opheffing op de provinciale griffie, waar het vermoedelijk achtergelaten was door de daar werkzame laatste secretaris, en werd in 1958 door de Griffier der Staten van Drenthe aan de rijksarchivaris in Drenthe overgedragen.