Uw zoekacties: Vrij Nederland

185a Vrij Nederland ( NIOD Instituut voor Oorlogs-, Holocaust- en Genocidestudies )

Uitleg bij archieftoegang

Een archieftoegang geeft uitgebreide informatie over een bepaald archief.

Een archieftoegang bestaat over het algemeen uit de navolgende onderdelen:

  • Kenmerken van het archief
  • Inleiding op het archief
  • Inventaris of plaatsingslijst
  • Eventueel bijlagen
  • De kenmerken van het archief zijn o.m. de omvang, vindplaats, beschikbaarheid, openbaarheid en andere.

    De inleiding op het archief bevat interessante informatie over de geschiedenis van het archief, achtergronden van de archiefvormer en kan ook aanwijzingen voor het gebruik bevatten.

    De inventaris of plaatsingslijst is een hiërarchisch opgebouwd overzicht van beschreven archiefstukken. De beschrijvingen zijn formeel en globaal. Het lezen en begrijpen van een inventaris behoeft enige oefening en ervaring.

    Bij het zoeken in de inventaris wordt de hiërarchie gevolgd. De rubrieken in de inventaris maken deel uit van de beschrijving op een lager niveau. Komt de zoekterm in een hoger niveau voor, dan voldoen onderliggende niveaus ook aan de zoekvraag.

    beacon
     
     
    Openbaarheid
    Het archief is in zijn geheel openbaar.
    Inleiding
    Op 31 augustus 1940 verscheen het eerste nummer van het illegale blad Vrij Nederland, een initiatief van een groepje jonge mensen dat de schoolbanken nog maar nauwelijks was ontgroeid. De oplage bedroeg 130 gestencilde exemplaren. In december 1941 verscheen het blad voor het eerst in gedrukte vorm in een oplage van 6000 exemplaren. Rond die tijd werd het blad door de Sicherheitsdienst al aangemerkt als de 'weitverbreiteste und gefährlichste Hetzschrift' die in Nederland circuleerde. Die gevreesde reputatie nam daarna alleen maar toe. VN groeide uit tot een van de grootste en gezaghebbendste illegale bladen.
    Voor een belangrijk deel was dat het werk van de onderwijzer, dichter, schrijver en verzetsman H.M. van Randwijk (9 november 1909-13 mei 1966). Hij nam eind 1941 het hoofdredacteurschap op zich nadat omvangrijke arrestaties Vrij Nederland aan de rand van de afgrond hadden gebracht. Juist omdat de geschiedenis van VN en die van Van Randwijk in een cruciale periode grotendeels samenvallen, is zijn persoonlijk archief ondergebracht bij dat van het blad.
    Een breekpunt in de oorlogsgeschiedenis van Vrij Nederland vormde een splitsing van de groep die begin 1943 leidde tot de oprichting van Trouw. Naast ontevredenheid over Van Randwijks toenemende links-politieke koers was zijn streven naar een gecentraliseerde leiding van de illegale organisatie ter vergroting van de veiligheid voor sommigen een onaanvaardbare beknotting van hun autonomie. Pas na het vertrek van de 'dissidenten' kreeg Van Randwijk de gelegenheid de strak geleide organisatie op te bouwen die hem voor ogen stond. Zijn behoefte aan regie en ordening leidde behalve tot een stroom van -vaak schriftelijke- aanwijzingen aan zijn medewerkers, tot de noodzaak veel op papier vast te leggen en op te slaan.
    De neerslag daarvan is te vinden in een archief dat door zijn volledigheid en omvang het predikaat 'uniek' verdient. Daardoor is het niet alleen van groot belang voor de geschiedschrijving van Vrij Nederland, maar ook voor die van de Nederlandse illegale pers en de (progressieve) illegaliteit als geheel.
    Van Randwijk en de zijnen zagen hun verzetsblad echter ook als wegbereider van grootscheepse maatschappelijke hervormingen na de bevrijding. Om daaraan te kunnen bijdragen werd besloten tot voortzetting van Vrij Nederland na de oorlog. Er kwam een Stichting "Vrij Nederland", die niet alleen een weekblad uitgaf, maar die ook een vormingscentrum en een uitgeverij beheerde om de idealen uit de bezettingstijd gestalte te geven. In 1952 moest echter worden erkend dat de stichting niet langer levensvatbaar was; om die reden was Van Randwijk al vertrokken. Het archief van de Stichting "Vrij Nederland" is eveneens in deze inventaris opgenomen omdat het organisch samenhangt met de geschiedenis van het illegale blad.
    De verdere carrière van H.M. van Randwijk, die vanuit dezelfde idealen die hem voor en tijdens de oorlog dreven, als uitgever, journalist en politicus na 1952 actief bleef, is te volgen in zijn persoonlijke archief.
    Michel Gruythuysen reconstrueerde het oorlogsarchief van Vrij Nederland, en hij ordende en beschreef het archief van zowel de Stichting "Vrij Nederland" als de collectie-Van Randwijk. Hij voorzag de inventaris tevens van overzichten, een uitgebreide index en een inleiding. Deze wordt voorafgegaan door een tot nog toe ongepubliceerd gebleven geschiedenis van het ontstaan van Vrij Nederland (periode 1940-1941). Auteurs zijn Paul Koedijk en Gerard Mulder, die H.M. van Randwijk. Een biografie (Amsterdam 1988) op hun naam hebben staan. Voor dit boek ontvingen zij in 1989 de Loe de Jong-prijs.
    De opzet en aanpak van de oorspronkelijke inventaris is tot stand gekomen in nauwe samenwerking met de begeleidingscommissie, bestaande uit Michel Gruythuysen, Paul Koedijk, Peter van der Maas en Erik Somers.

    Amsterdam, augustus 1995
    Geschiedenis
    I Het illegale Vrij Nederland
    Ia Het ontstaan van Vrij Nederland 1940-1941
    185a Vrij Nederland
    Geschiedenis
    I Het illegale Vrij Nederland
    Ia
    Het ontstaan van Vrij Nederland 1940-1941
    De Baffinstraat is een niet erg interessant stukje van de Amsterdamse wijk Overtoomseveld, net zo weinig spectaculair als de mensen die er woonden en wonen. Traditioneel was Overtoomseveld een wijk van geschoolde arbeiders, middenstanders en lagere ambtenaren en kantoorpersoneel; niemand was er rijk en niemand was er echt arm. De Baffinstraat is niet zo gemakkelijk te vinden, en wie er is geweest, blijft zich de straat niet lang herinneren. Een aspect van de straat dat het echter verdient voor vergetelheid te worden behoed, is dat één van de vroegste uitingen van verzet tijdens de Duitse bezetting zich hier manifesteerde. Op nummer 25 driehoog werd zeer waarschijnlijk het eerste nummer van het illegale blad Vrij Nederland, gedateerd 31 augustus (de verjaardag van koningin Wilhelmina) 1940, vervaardigd.
    De voorgeschiedenis van deze bescheiden, maar heuglijke actie begon onmiddellijk na de capitulatie van het Nederlandse leger op 15 mei 1940 *  . Frans Hofker, net twintig jaar oud geworden toen de Duitsers Amsterdam binnenreden, had de driejarige openbare hbs in de Tolstraat achter de rug, en was typist op het kantoor van de Plaatselijke Telefoondienst van de PTT aan de Herengracht.
    Hij was een aardige, maar verder onopvallende jongen, wiens baantje moeilijk als een sleutelfunctie kon worden omschreven. Ook in zijn afkeer van de Duitse bezetting en van de NSB was hij niet uniek. Heel wat uitzonderlijker was dat hij met die walging al kort na de capitulatie iets wilde doen. Ergens in de eerste week van juli 1940 kreeg hij een kopie in handen van het "rondschrijven" waarin generaal H.G. Winkelman, die als commandant van het Nederlandse leger de capitulatieovereenkomst had moeten tekenen, zich verweerde tegen het Duitse verhaal over de Nederlandse schuld aan het bombardement van Rotterdam. De Reichskommissar für die besetzten Niederlandischen Gebiete Arthur Seyss-Inquart had dat verhaal in omloop gebracht toen hij op 22 juni 1940 de gehavende stad bezocht; de dagbladen hadden op last van de Pressereferent zijn toespraak uitvoerig verslagen. Winkelman had zich daar zo aan geërgerd dat hij officieel bij Seyss-Inquart tegen diens lezing van de gebeurtenissen protesteerde. Bovendien stuurde hij op 27 juni 1940 een aantal mensen een "rondschrijven" met daarin de juiste versie van wat er aan het bombardement vooraf was gegaan.
    Tot de oorspronkelijke kring van geadresseerden hoorde weliswaar niet de onbeduidende telefoon-employé Frans Hofker, maar Winkelmans verklaring werd nagestencild en een vrij groot exemplaren ervan was al in omloop. Hofker besloot medio juli 1940 dit voorbeeld te volgen om zo tegengif te helpen geven voor de Duitse propaganda. Als typist had hij toegang tot de stencilmachine, die op de Herengracht stond. Bij het stencilwerk -dat uiteraard wel in het geheim moest gebeuren- kreeg hij hulp van een collega, Cees Galjaard. En bij Galjaard ligt het punt waarop het verhaal een draai neemt waardoor het op den duur uitkomt bij Vrij Nederland als verzetsblad van protestants-christelijke signatuur. Galjaard was namelijk, in tegenstelling tot Hofker, gelovig opgvoed. In verzuild Nederland waren deze antecendenten nu eenmaal van het grootste belang. Ze bepaalden naar welke scholen iemand ging, wie men leerde kennen, welke kijk mensen op de wereld kregen, welke beroepsmogelijkheden er waren.
    Dat bleek eigenlijk al meteen toen Hofker en Galjaard ieder hun vriendenkring gingen aanspreken voor assistentie bij het verspreiden van Winkelmans verklaring. Hofker mobiliseerde een schoolvriend van de openbare hbs, Wim van Donge, en Galjaard gaf een paar stapels exemplaren aan zijn schoolvriend van de christelijke hbs in de Moreelsestraat, Daan Levendig. Levendigs vader, J.U. Levendig, had een elektrotechnisch bedrijfje in de Tweede Jan van der Heijdenstraat 34, en hij had de aankomend elektrotechnicus Jan van der Neut bij zich in dienst. Van der Neut, van huis uit hervormd, had eigenlijk aan de TH elektrotechniek willen gaan studeren, maar zijn ouders konden die studie niet betalen. Daarom was hij bij een baas gaan werken, en studeerde hij in de avonduren voor elektrotechnicus. Hij was bevriend met de zoon van zijn werkgever en ze deelden hun woede over de bezetting. Toen Levendig hem een stapel circulaires van Winkelman gaf, was Van der Neut dan ook meteen bereid ze te helpen verspreiden.
    Die distributie ging heel simpel. De jongens lieten losse exemplaren in de tram liggen of ze deponeerden er een paar in tramhuisjes. Ook duwden ze ze in willekeurige brievenbussen of ze gaven ze aan vrienden en kennissen door. Van der Neut leverde bijvoorbeeld aan een gereformeerde jeugdvriend, die intussen theologie was gaan studeren, Jan Peppink. Maar voor Van der Neut was het helpen distribueren van een semi-illegaal pamfletje -voor onder andere het schrijven hiervan was Winkelman intussen wel door de Duitsers van zijn bed gelicht en naar Duitsland afgevoerd-niet genoeg. Verzetsmensen zijn op alle mogelijke manieren in soorten in te delen, maar hier is een heel bepaalde categorie van belang. Jan van der Neut hoorde bij het type illegalen dat een ongelooflijke en veelzijdige dadendrang aan de dag legde. Het waren de hyperactieven, die alles aanpakten, constant op zoek waren naar nieuwe terreinen waarop ze de Duitsers een hak konden zetten. Van der Neut wilde "tastbaar" verzet, spionage bedrijven, mogelijk ook sabotage. Hij was zelf niet in dienst geweest -de Duitse inval had een streep door zijn oproep gehaald- maar hij kende verscheidene mensen die wél de meidagen in uniform hadden meegemaakt.
    Zo'n veteraan was bijvoorbeeld een collega-elektrotechnicus, Simon Dierdorp. Met hem en met zijn vriend Jan Peppink had hij het dikwijls over mogelijkheden om contacten met Engeland te leggen. Dan pas had spionage bedrijven immers zin? Er waren hoopgevende signalen. Peppink was weliswaar ook niet in dienst geweest, maar hij zat midden in het gereformeerde studentenleven; heel wat van die studenten waren in dienst geweest en intussen gedemobiliseerd. In die kring van gereformeerde ex-dienstplichtigen circuleerden constant geruchten over verbindingen met Londen, die er wel degelijk zouden zijn. Ze waren er ook, dat staat vast, zelfs al in de zomer van 1940.
    De resultaten ervan waren tastbaar in de vorm van exemplaren van het boek The Rape of the Netherlands, dat minister van Buitenlandse Zaken mr. E.N. van Kleffens in Londen over de Duitse inval had geschreven *  . Ook waren er foto's in omloop van leden van het Koninklijk Huis in Engeland en Canada.Alleen, hoe die zaken nu precies in Nederland waren terechtgekomen, wist niemand. Het kon door een postverbinding via Portugal gegaan zijn. "Legale" reizigers uit neutrale landen, bijvoorbeeld Zweden of Zwitserland, hadden materiaal van de Nederlandse gezantschappen in die landen kunnen meebrengen. Er waren verhalen over Britse watervliegtuigen die 's nachts landden en startten op de Friese meren voor het overbrengen van passagiers en post. Daarvoor was weer een radioverbinding nodig.
    Van alle mogelijkheden, zelfs van de jongensboekachtige watervliegtuigenversie, is waarschijnlijk wel iets waar geweest.
    Vanaf eind augustus 1940 kunnen de verhalen wel zeker een reële ondergrond hebben gehad, want toen was inmiddels de geheim agent Lodo van Hamel uit Londen per parachute bij Hillegom geland met de opdracht enkele spionagegroepen, onder andere in Amsterdam, op te richten. Van Hamel zou in oktober 1940 met een watervliegtuig vanaf het Tjeukemeer in Friesland weer worden opgepikt. Maar in de tweede helft van juli was het allemaal nog heel vaag. Van der Neut zocht naar mensen die hem op spionagegebied wegwijs konden maken en die ook verder van nut konden zijn. Al piekerend kwam hij op een naam die hij zijn vader dikwijls had horen noemen. Zijn vader kende op zijn werk bij het Amsterdams gemeentelijk trambedrijf iemand van de vrijmetselarij, die hoog opgaf van een prominente logebroeder. Dat was een gepensioneerde generaalmajoor van het Koninklijk Nederlandsch-lndisch Leger (KNIL), Herman van Tongeren, tevens "Grootmeester van de Orde der Vrijmetselaren onder het Grootoosten der Nederlanden". Jan van der Neut raapte zijn moed bij elkaar en toog met honderd exemplaren van de Winkelman-circulaire naar het huis van deze meervoudige autoriteit in de Johannes Verhulststraat 129. * 
    Hij kwam nauwelijks verder dan de voordeur. Van Tongerens dochter Jacoba, een maatschappelijk werkster, stond hem te woord en nam de stapel pamfletten in ontvangst. Dat was het. Maar een paar weken later kwam Van der Neut met een andere aanleiding terug. Intussen waren namelijk Hofker en Galjaard doorgegaan met het vermenigvuldigen van illegale geschriftjes, zoals bijvoorbeeld het gedicht "Vliegers die genade kennen". De titel was een sarcastische toespeling op de leus "Engelsche vliegers kennen geen genade". In het gedicht werd een vergelijking getrokken tussen de genadeloze Engelsen en de zoveel "zachtere" Duitsers, die hun bommen als een milde voorjaarsregen op Rotterdam hadden laten vallen.
    Bij Hofker was intussen het plan gerijpt de verschillende illegale teksten die in omloop waren, te bundelen in een krantje. Koninginnedag was in aantocht en het zou mooi zijn die inmiddels verboden feestdag op te luisteren met de verschijning van zo'n krant. Hofker praatte eerst met zijn medewerkers Galjaard en Van Donge over zijn idee. Toen ze er wel iets in bleken te zien, breidde Hofker de kring uit met zijn oude schoolvriend Kees Kalkman terwijl Galjaard zijn vrienden Piet Harteveld en Daan Levendig erbij vroeg; Daan Levendig benaderde op zijn beurt weer Jan van der Neut. Langzaam begon het protestants-christelijke element onder de initiatiefnemers te groeien.
    Het probleem was dat een blad van deze omvang niet meer zonder gevaar clandestien op de stencilmachine van de Telefoondienst kon worden gedraaid; dat zou teveel opvallen. Ze moesten dus een eigen schrijfmachine en stencilapparaat zien te krijgen. Zoiets viel echter wel buiten de middelen van jongelui die óf een klein óf helemaal geen eigen inkomen hadden. Waar moesten ze dat van betalen?
    Zonder er zijn vrienden iets over te vertellen, fietste Van der Neut half augustus 1940 naar het huis van Jacoba van Tongeren in de Antillenstraat voor een nieuwe poging om met generaal-majoor b.d. Van Tongeren in contact te komen. Haar privé-adres had hij vermoedelijk van Peppink gekregen, die op de Amsterdamse Jacob van Lennepkade woonde, vlakbij het wijkgebouw waar Jacoba van Tongeren regelmatig spreekuur hield namens de Centrale voor Werkloozenzorg. Van der Neut vertelde haar het verhaal van de illegale krant die hij met zijn vrienden wilde uitgeven, en hij vroeg om steun.
    Jacoba hield ruggenspraak met haar vader, die erg terughoudend was. Hij wilde wel zijn schrijfmachine tijdelijk voor het goede doel afstaan, maar verder niets, vertelde zijn dochter toen Jan weer bij haar aan de deur kwam. Van der Neut was erg teleurgesteld; hij had, gezien de enthousiaste verhalen van zijn vader, op méér gerekend. Maar Jacoba legde hem uit dat hij het uitlenen van de schrijfmachine maar als een aanmoediging moest beschouwen. Nu hadden ze wel een schrijfmachine, maar nog geen geld. Besloten werd dat Van der Neut, zijnde de kapitaalkrachtigste van het clubje, het geld zou voorschieten. De anderen zouden hem dan naar rato van draagkracht terugbetalen. Van der Neut kon vijfendertig gulden op tafel leggen. Voor dat bedrag kochten ze bij de firma Haverkamp in de Ferdinand Bolstraat een tweedehands stencilmachine en papier. De spullen werden voorlopig in huize Van der Neut in de Baffinstraat opgeslagen. Hofker trad op als redacteur. Van belang was uiteraard ook het vinden van een pakkende naam voor de krant. Eigenlijk was dat helemaal niet zo moeilijk. Van 19 mei tot en met 10 juni 1940 had de Franse radio berichten in het Nederlands en over Nederland uitgezonden onder de benaming "Radio Vrij Nederland". Hofker c.s. had er dikwijls naar geluisterd en de titel "Vrij Nederland" was bij hen blijven hangen. Het was kort, er zat een mooie cadans in die twee woorden. Bovendien was de strekking zo helder als glas. Afgezien daarvan hadden ze over de radio gehoord dat er in Londen een nieuw blad was verschenen, dat Vrij Nederland was gedoopt.
    Overigens was dit Vrij Nederland niet het eerste blad van die naam. Na het "Zendtijdenbesluit" van 1930 was het bestuur van de Algemeene Vereeniging Radio Omroep (AVRO), woedend over het gebrek aan erkenning als nationale omroep, met een campagne begonnen die de omroep aan meer zendtijd moest helpen. Er kwam een actiecomité, "De vrije luistervink" geheten, dat nauwe banden met de AVRO onderhield en dat ook een blad uitgaf, Vrij Nederland. Als redacteur hiervan trad een bestuurslid van de omroepvereniging op, mr. J.H. van Doorne.
    Oorspronkelijk zouden in Vrij Nederland die artikelen verschijnen die de AVRO uit fatsoensoverwegingen in het eigen blad niet kwijt kon. Maar Van Doorne liet al snel zulke schrille stukken uit zijn pen vloeien dat het AVRO-bestuur het niet langer verantwoord vond nog langer met het blad te worden geassocieerd.
    Van Doorne werd als bestuurslid geroyeerd en het Onafhankelijk Weekblad tegen de Sectarische en Politieke Verwording van Nederland -dat was de onderkop van Vrij Nederland- raakte in het vaarwater van het groepje heethoofden rondom de fascist Jan Baars dat zich manifesteerde onder de naam "De Bezem". In januari 1932 ging Vrij Nederland op in het blaadje van Baars, dat net als zijn groep De Bezem was gedoopt.
    Koninginnedag 1940 haalde de groep-Hofker met de verschijning van het eerste nummer niet meer. Daarvoor kwam er toch teveel kijken bij het vervaardigen van een krant, merkten ze al zwoegende aan het stencilapparaat bij Van der Neut thuis in de Baffinstraat. Door technische problemen en door geldgebrek slaagden ze er niet in meer dan honderddertig exemplaren te draaien (om de Duitsers te misleiden, prijkte in de kop trots: "Opl: 1001 Ex."). In de eerste helft van september 1940 was de hele oplaag van het eerste nummer van Vrij Nederland klaar. Ze gingen het op de beproefde manier -achterlaten in trams en tramhuisjes, doorgeven aan kennissen en deponeren in willekeurige brievenbussen- verspreiden.
    Elk exemplaar bestond uit vier aan beide kanten betikte vellen, bij elkaar gehouden door nietjes. Het eerste blad was verlucht met een kroontje en de woorden "Nederland voor Oranje". Wat de inhoud van VN betrof, had Hofker zich aan de oorspronkelijke bedoeling gehouden, namelijk het bundelen van al circulerende illegale teksten. Het nummer bevatte twee circulaires van generaal Winkelman: een heruitgave van diens verklaring over het bombardement van Rotterdam en zijn verweer tegen de Duitse beschuldiging dat hij al vóór de Duitse inval aansluiting bij de Geallieerden had gezocht en daarmee de Nederlandse neutraliteit had geschonden. Verder was de -stenografisch opgenomen- rede van Wilhelmina ter gelegenheid van de eerste uitzending van Radio Oranje afgedrukt. De verzetspoëzie was vertegenwoordigd met drie gedichten. Hofker zelf droeg een voorwoord bij waarin hij de bestaansreden van het blad uiteenzette." De dagbladen publiceren berichten en artikelen, welke hun oorsprong vinden in het filiaal van het propagandistisch leugenministerie van een zekere 'Germaansche' staat. Deze artikelen hebben ten doel de volksmening te vergiftigen en den Nederlander te doen geloven dat Engeland de bedrieger en Duitschland de bedrogene is. Dit is een van de redenen die ons ertoe gebracht hebben 'VRIJ NEDERLAND- op te richten, zulks in navolging van het uitkomen van een gelijknamig blad in Engeland en ter vervanging van de vroegere officieele Nederlandse uitzendingen via 'Radio Parijs'. Steunt ons in ons streven de waarheid te verbreiden! U kunt dit doen door 'VRIJ NEDERLAND' zoveel mogelijk ruchtbaarheid te geven! "Hofker besloot het stukje met de uitroepen:" ONS LAND ZAL NOOIT EEN DUITSE PROVINCIE WORDEN! LEVE HET VADERLAND. LEVE HET KONINKLIJK HUIS. LEVE ONZE BONDGENOTEN! " * 
    In de weken na het uitkomen van hun krant konden de oprichters merken dat hun initiatief succes had gehad. Overal konden ze mensen over VN horen praten. Daan Levendig kwam beroepshalve vrij vaak bij het Amsterdamse filiaal van de Duitse apparatenfabriek AEG.Van de man die hij daar kende, de administratieve kracht Anton Baars (ironisch genoeg een broer van de fascist Jan Baars, die zich acht jaar eerder over het vorige Vrij Nederland had ontfermd), hoorde hij dat nogal wat AEG-personeelsleden enthousiast waren over het blad, en dat ze het graag financieel wilden steunen. Dat gebeurde dan ook: via Baars kreeg Levendig geld dat bij dat bedrijf was ingezameld. Ook kreeg hij hulp bij de verspreiding toegezegd. Daarnaast werden de oprichters via-via benaderd door mensen die aanboden het eerste nummer na te stencillen.
    Eén van hen was de gereformeerde onderwijzer Jaap Boot in Wormerveer. Boot wilde eigenlijk naar Engeland vluchten; via de directeur van "zijn" gereformeerde kweekschool in Amsterdam was hij in aanraking gebracht met iemand die hem misschien bij het uitvoeren van dit plan zou kunnen helpen. Deze man, Gerrit Visser, een onderwijzer, net als Boot, had de meidagen van 1940 in uniform meegemaakt. Na zijn demobilisatie was hij in contact gebleven met zijn vroegere dienstmakkers, onder wie gereformeerde studenten uit de kring waarin ook Jan Peppink zich bewoog. Gerrit Visser had dus niet alleen contact met Vrij Nederland, maar hij kende op de een of andere manier ook een verbinding met Londen, mogelijk via Lodo van Hamel. De ontmoeting van Boot met Visser leidde in elk geval tot de afspraak dat de eerstgenoemde op de stencilmachine die hij bij zich thuis had staan, een aantal nummers van VN zou draaien. Boot moest daartoe alle teksten overtikken. Bovendien zat er voor hem niets anders op dan ook de kop van het blad opnieuw te tekenen.
    Dat was een secuur karweitje, merkte hij, toen zijn pen uitgleed en hij per ongeluk een lijn voor de letter "V" te ver naar onderen doortrok. Aan deze minieme vergissing was te zien dat er meer "edities" van VN bestonden. Dit detail zou later een belangrijke rol gaan spelen. *  Jan van der Neut had de geboorte van het eerste nummer als aanleiding genomen om opnieuw te proberen generaal-majoor b.d. Van Tongeren voor zich te interesseren. Weer fietste hij naar de Antillenstraat, ditmaal met een aantal exemplaren van Vrij Nederland, die hij bij Jacoba afgaf. Maar bij de vierde contactpoging was het raak: Van Tongeren had het blad gelezen, was enthousiast geworden en had zijn dochter gevraagd een afspraak met de volhardende jongeman te maken. Spontaan had hij zijn portefeuille getrokken, er duizend gulden uit gehaald en Jacoba gezegd dat ze bij het maken van de afspraak dat maar vast als "aanmoediging" aan Van der Neut moest geven. De elektrotechnicus en de militair vielen bij elkaar in de smaak, zo bleek tijdens het eerste gesprek. Van der Neut vertelde nogmaals wat hij wilde -een spionage-organisatie opzetten- en Van Tongeren zegde hem alle medewerking toe. Niet alleen van zichzelf, maar ook van de vrijmetselarij. Dat laatste kon zeker een steun in de rug betekenen, want dit genootschap telde (en telt) traditioneel veel kapitaalkrachtige en/of invloedrijke mensen in zijn gelederen.
    Jacoba van Tongeren ging eerst namens haar vader bij een aantal maçonnieke broeders in het hele land de komst van "de jongens", zoals zij Jan van der Neut en diens vriend Jan Peppink noemde, voorbereiden. Het wachtwoord waarmee "de jongens" zich moesten aandienen, luidde: "De orde roept u! Nederland vrij!". Van der Neut en Peppink reisden haar na door het land, links en rechts aanbellend op adressen die hun door Jacoba waren verschaft. Herman van Tongeren werd al op 11 oktober 1940 door de Duitsers gearresteerd wegens illegale activiteiten, maar toen was het zaad al gezaaid. Langzaam kreeg het plan van Van der Neut vorm. Hij en Jan Peppink gingen steeds meer tijd aan het opzetten van de spionagegroep besteden. Zoveel tijd zelfs dat hun werk voor Vrij Nederland -de VN-groep was hier trouwens helemaal buiten gehouden -geleidelijk naar de achtergrond verschoof. Dat wilde overigens niet zeggen dat ze helemaal niets meer voor het blad deden. In de eerste plaats hielpen ze met de verspreiding van het tweede nummer, dat in oktober 1940 uitkwam (om veiligheidsredenen had de VN-groep de stencilmachine in de Baffinstraat gedemonteerd en bij een van de anderen thuis weer opgebouwd). Ten tweede brachten ze nieuwe mensen voor de groep aan. Jan Peppink had op het gymnasium in de klas gezeten met de vurig anti-Duitse domineeszoon Wim Speelman. Hij had hem gevraagd mee te gaan werken aan hun spionagenet. Speelman was daar enthousiast op ingegaan. Hij betrok zijn vriend, de onderwijzer Henk Kooistra, erbij en beiden waren maar al te graag bereid ook VN te verspreiden.
    Bovendien was Van der Neut in contact gekomen met de Haagse studente Jacoba van Oven, die zelf al een illegaal blad had uitgegeven onder de naam De Vrije Nederlander, door de Duitsers later bedacht met de erenaam "die erste Hetzschrift". Ze kwamen overeen het tweede nummer in Den Haag door haar te laten herstencillen.
    In de derde plaats zorgden Van der Neut en Peppink voor geld. Van der Neut had een aanzienlijk deel van de duizend gulden van Van Tongeren voor het blad beschikbaar gesteld; de rest besteedde hij aan zijn eigen project. Verder had Peppink, hoewel hij buiten Van der Neut niemand van de VN-groep kende of had ontmoet, VN de negatieven toegespeeld van foto's van Juliana en de prinsesjes in Canada. Die negatieven had hij gekregen van zijn contactman Gerrit Visser, die ze weer op de een of andere manier uit Londen had ontvangen. *  Ook kregen ze langs die weg de tekst van een verklaring die minister Van Kleffens had afgelegd over de noodzaak van het vertrek van de Oranjes naar Engeland. De verklaring werd in het tweede nummer van VN afgedrukt).
    Van de negatieven lieten Hofker en de zijnen afdrukken maken; daarvan werden er vijfduizend verkocht. Met deze inkomsten, plus het geld dat door de AEG- employés was ingezameld, konden ze van het tweede nummer al driehonderd exemplaren draaien, een hele vooruitgang. Het tweede nummer zag er ook al beter uit dan het eerste. Daan Levendig had een mooiere kop voor het blad ontworpen: kloeke, gestileerde letters, met daarboven een eveneens gestileerd kroontje. Als symbool voor de band met het Koninklijk Huis dienden twee schakels met daarin de woorden "Nederland" en "Oranje". Het grootste deel van het ook nu weer acht pagina's tellende nummer was gewijd aan een historische beschouwing over de relatie Nederland-Oranje. Maar er was ook al een bescheiden begin van "reportage" in de vorm van een brief van een onbekende uit Eindhoven met een verslag van een Britse luchtaanval op geïmproviseerde Duitse vliegvelden rond de stad. Kortom, de groep-Hofker had redenen om over het tweede nummer van Vrij Nederland nog tevredener te zijn dan over het eerste.
    Tevreden waren ze ook wel, maar aan de andere kant waren de redactionele en technische problemen die het maken van een krant met zich bracht, hun nogal tegengevallen. Frans Hofker, Daan Levendig en de anderen wilden graag doorgaan met illegaal werk, maar ze vroegen zich af of het uitgeven van een illegaal krantje nu wel hun fort was. Ze besloten anderen om hulp te vragen.
    Ib De Watergraafsmeer-Groep
    Ic Van Randwijk bij Vrij Nederland
    Id Organisatie en verspreiding
    Ie Inhoud
    If Vervolging
    Ig Samenwerking met illegale groepen
    Ig Coördinatie van de illegaliteit
    Ih Voorbereiding op een legaal bestaan van Vrij Nederland
    II Vrij Nederland na de oorlog
    III Archief en archiefbewerking
    Inventaris
    Bijlagen
    Lijst van afkortingen
    Samenstelling van de leiding van Vrij Nederland [Centrale Leiding]
    Illegale periodieke uitgaven door Vrij Nederland verzorgd
    Illegale periodieke uitgaven verzorgd met medewerking van Vrij Nederland
    Archiefschema "documentatie-archief" illegaal Vrij Nederland
    Verschijningsdata van Vrij Nederland [landelijke uitgave]
    Literatuur en bronnen
    Specificaties van inventarisnummers
    6.1. Bijlage 1: specificatie van inventarisnummer 271
    6.2. Bijlage 2: specificatie van inventarisnummer 144
    6.3. Bijlage 3: specificatie van de inventarisnummers 490-497
    6.4. Bijlage 4 specificatie van inventarisnummers 73-79
    6.5. Bijlage 5: specificatie van inventarisnummer 128
    6.6. Bijlage 6: specificatie van de inventarisnummers 589, 591-592
    6.7. Bijlage 7: specificatie inventarisnummer 618, chronologisch geordend
    6.8. Bijlage 8: specificatie van inventarisnummers 658-659

    Kenmerken

    Datering:
    1931-1970
    over het archief:
    Clandestiene krant, opgericht in juli 1940. Het eerste nummer verscheen rond 31 augustus 1940. Na een arrestatiegolf in het voorjaar van 1941 werd het blad voortgezet door onder meer H.M. van Randwijk (archief 186 d), mr. A.H. van Namen, dr. Gesina H.J. van der Molen, W.P. Speelman en H.P. Hos. Na een conflict eind 1942 maakten Speelman, Hos en Van der Molen zich los van Vrij Nederland en legden de grondslag voor het illegale blad Trouw.
    Openbaarheid:
    Volledig openbaar
    Omvang:
    6 meter (769 inventarisnummers)
    Status:
    NIOD-KNAW collectie
    Trefwoorden:
    Categorie:
    Archiefvormer(s):