De vergadering van de geërfden, welke, na bijeenroeping door de landdrost, op het stadhuis te 's-Heerenberg plachten gehouden te worden, werden gevormd door Officieren, Gecommitteerden van Zijne Excellentie, Jonckeren en Geërfden. Onder de eerste groep valt waarschijnlijk de landdrost, maar wie verder nog meer bedoeld kunnen zijn, is niet duidelijk. Dat de graaf als landsheer en grootgrondbezitter afgevaardigden stuurde, ligt voor de hand. Onder Jonckeren zijn vermoedelijk de adellijke bewoners van de havezaten te verstaan. Het aantal van deze huizen is niet altijd hetzelfde geweest en over de rechten van sommige van hen was herhaaldelijk verschil van mening. Degenen die verder in het land van Bergh geërfd waren, verschenen niet persoonlijk. Hen vinden wij vertegenwoordigd door afgevaardigden van de steden Doetinchem, 's-Heerenberg en Emmerik. Bovendien stuurden het kapittel van Emmerik en de abdis van het stift Elten afgevaardigden naar de geërfdenvergadering en ook wordt de aanwezigheid vermeld van de rentmeester van de Staten van het kwartier van Zutpen, als beheerders van de goederen van het voormalige klooster Bethlehem bij Doetinchem. In maart 1670 beweerde de magistraat van 's-Heerenberg het recht te hebben, om in de geërfdenvergadering hoofdelijk te stemmen, in plaats van, zoals de andere afgevaardigden, één stem uit te brengen. De overige geërfden erkenden dit recht evenwel niet. Als vanouds zou elke stad één stem uitbrengen.
De voornaamste taak van de geërfdenvergadering was het uitschrijven van de verponding en de afhoring van de verpondingsrekeningen, daartoe door de ontvanger aangeboden. Deze rekeningen vormden dan ook een belangrijk onderdeel van het archief van de geërfden. De volgorde van de rekeningen in de inventaris lijkt minder rationeel dan zij is.

Deze rangschikking (eerst de extra-ordinaris, vervolgens de oridinaris-rekening van eenzelfde jaar) was namelijk aldus aangewezen door het feit, dat het slot der extra-ordinaris-rekening in de ordinaris-rekening van hetzelfde jaar verwerkt werd. De 22e augustus 1753 werd bepaald, dat ordinaris en extra-ordinaris verponding voortaan in één rekening moesten worden ingebracht. De hier bedoelde verponding betrof uitsluitend het landdrostambt. Te Zutphen ten kantore van de kwartiers-ontvanger werd de aanslag voldaan en uit het resterende werden de verschillende ambtslasten betaald. De ontvanger der verponding werd ter geërfdenvergadering benoemd. In 1672 beweerde de regerende gravin van den Bergh, dat haar de benoeming toekwam, waartegen de geërfden protesteerden. Sindsdien werd de ontvanger door de geërfden benoemd, waarna de graaf de agreatie op de gedane benoeming verzocht werd. In augustus 1682 werd een instructie voor de ontvanger vastgesteld. De 12e november 1686 werd een adjunct-ontvanger benoemd, aan wie ook een instructie werd gegeven. Bij de benoeming van de ontvanger Nourry in 1782 maakte men een nieuwe instructie. Deze instructies zijn alle in de resolutieboeken opgenomen.

In 1795 hielden de publiekrechtelijke functies van de geërfden niet op te bestaan. De verponding bleef geheven worden en zo kon ook de geërfdenvergadering haar taak op dat gebied blijven vervullen. In de vergadering van 2 maart 1825 (tevens de laatste die in het resolutieboek voorkomt) werd een commissie benoemd "ter liquidatie der active en passive vorderingen van heeren Geërfden van het graafschap Berg". Omtrent de werkzaamheden van deze commissie zie men het aangetekende bij de desbetreffende afdeling van deze inventaris. Naar het schijnt, is door de liquidatie van de financiën de geërfdengemeenschap ontbonden.