Tot in 1849 verzorgt de Hervormde Diaconie in ’s-Gravendeel – het dorp Wieldrecht valt kerkelijk onder ’s-Gravendeel - de armenzorg. De gemeenteraad vindt dat die zorg niet afdoende is, dat men niet genoeg moeite doet om armoede te voorkomen en men zich in het algemeen te weinig met de armen bemoeit. De raad besluit daarom in juni 1848 in Wieldrecht een eigen armbestuur met die zorg te belasten. Het armbestuur begint zijn werkzaamheden op 1 januari 1849 en blijft bestaan tot aan de opheffing van de gemeente Wieldrecht in 1857.
Het armbestuur bestaat uit de burgemeester, drie armmeesters en een armmeester-boekhouder, die met het financiële beheer en de boekhouding is belast. De armmeesters krijgen van de armmeester-boekhouder enig handgeld voor de armenzorg en rekenen maandelijks met hem af.
Het armbestuur moet ook toezien op het ‘zedelijke’ gedrag van degenen die zijn hulp inroept en zal luie, trage en zedeloze personen alle hulp mogen weigeren.
Het armbestuur verwerft zijn inkomsten uit gemeentesubsidie en, met goedvinden van het gemeentebestuur, uit vrijwillige donaties en collecten. Er wordt jaarlijks bij het gemeentebestuur een begroting ingediend en rekening en verantwoording afgelegd aan het gemeente- en provinciaal bestuur.

Zie toegangsnummer: 201, inv.nrs. 1, 2, 266 en 267.